Monday, December 31, 2012

35 Bedelaars 555


35 Bedelaars 555
Stoplichten zijn bij uitstek de plaats om aan geld te komen voor onze minderbedeelde medemens, die ook nog eens af te rekenen hebben met de een of andere handicap.                                                                                                     Zo is daar een mannetje die in een zelfbouw skeltertje met rubberen banden zit.  Alles is erbij hem van onderen af, daar voor in de plaats is er heel vernuftig een ijzeren band en onderstuk geplaatst, zodat hij rechtop kan zitten. Met een kort houten plankje in elke hand duwt hij zich voort en door zijn bovenlichaam naar opzij te hellen kan hij aan zijn vervoermiddel richting geven. Hij zit te laag om bij de vensters van de auto’s te komen. Hier heeft de man wat op gevonden. Aan een hengel heeft hij een katoenen zakje gemaakt dat wordt opengehouden door een stuk ijzerdraad wat zijn moeder om de boord van het zakje heeft genaaid. De Zuid Afrikaanse regenboogvlag wappert aan een stok een meter boven hem om de automobilisten te waarschuwen dat het hier om een traag verplaatsend onderdeel van het verkeer gaat.                                                                                                                          Op het drukke verkeerslicht van Paardeneiland staat een man zonder vingers. Alle tien zijn ze netjes tot op de palm eraf. Voor mensen die niet begrijpen waarom hij hier staat te bedelen heeft hij het ter verduidelijking nog eens groot op een stuk karton geschreven. ‘Man zonder vingers.’                               In Goodwood ben ik ’s morgens tijdens de spits op weg naar het vliegveld. Bij een stoplicht probeert een krantenverkoper zijn waar te slijten. Een bestuurder van een bakkie* drukt op zijn claxon. De krantenverkoper rent op de wagen af, maar de man achter het stuur schudt van nee en drukt opnieuw op zijn claxon. Dan duikt een spastische man op uit de berm.  De bestuurder gebaart naar hem dat hij moet komen. Strompelend op zijn krukken laveert hij naar de auto. Het venster wordt geopend en de bedelaar neemt een groot brood in ontvangst.                                                                         Op een drukke uitvalsweg met drie banen rijdt een, schijnbaar altijd rokende dwerg met slechts één been, op kamikazeachtige wijze bij de stoplichten door het verkeer om een dagelijkse boterham te verdienen. Zijn rolstoel is al honderd maal opgelapt. Hij let niet op, want hij is de gene die invalide is, dat moet dus het drukke verkeer maar doen. Bij het ophalen van zijn Randen is hij al menig maal tegen de auto van de goede gever gebotst.                                                                                                    Op weg naar de winkel vlakbij ons huis loopt er een aardig meisje van een jaar of achttien met haar blinde vader de godganse dag over de vluchtheuvel bij de stoplichten langs de auto’s. Zo kunnen ze beide kanten van het verkeer bewerken.  Ik denk dat de zaken goed gaan want ze wordt ieder jaar wat dikker. Elke keer gooi ik vijf Rand in het bakje en elke keer maakt ze een ouderwetse reverence en schenkt mij een hemelse glimlach.                                                                                                                   Alle bedelaars zijn ondanks hun ellende altijd beleefd en goedgemutst!
Het is heel vervelend als een invalide bedelaar met vriendelijke maar smekende ogen langs je raampje staat. Je kunt ongemakkelijk wegkijken, zogenaamd druk met je telefoon bezig zijn of je gps bestuderen. Makkelijker is je asbak met munten te vullen, (zodat er ook niemand in je auto durft te roken) je raampje openschuiven, iets geven en de warme blik van de bedelaar te ontvangen.   
*Bakkie = pick up