35 Bedelaars 555
Stoplichten zijn bij uitstek de plaats om aan
geld te komen voor onze minderbedeelde medemens, die ook nog eens af te rekenen
hebben met de een of andere handicap.
Zo is daar een mannetje die in
een zelfbouw skeltertje met rubberen banden zit. Alles is erbij hem van onderen af, daar voor
in de plaats is er heel vernuftig een ijzeren band en onderstuk geplaatst,
zodat hij rechtop kan zitten. Met een kort houten plankje in elke hand duwt hij
zich voort en door zijn bovenlichaam naar opzij te hellen kan hij aan zijn
vervoermiddel richting geven. Hij zit te laag om bij de vensters van de auto’s
te komen. Hier heeft de man wat op gevonden. Aan een hengel heeft hij een
katoenen zakje gemaakt dat wordt opengehouden door een stuk ijzerdraad wat zijn
moeder om de boord van het zakje heeft genaaid. De Zuid Afrikaanse regenboogvlag
wappert aan een stok een meter boven hem om de automobilisten te waarschuwen
dat het hier om een traag verplaatsend onderdeel van het verkeer gaat. Op het drukke verkeerslicht van
Paardeneiland staat een man zonder vingers. Alle tien zijn ze netjes tot op de
palm eraf. Voor mensen die niet begrijpen waarom hij hier staat te bedelen
heeft hij het ter verduidelijking nog eens groot op een stuk karton geschreven.
‘Man zonder vingers.’ In Goodwood ben
ik ’s morgens tijdens de spits op weg naar het vliegveld. Bij een stoplicht
probeert een krantenverkoper zijn waar te slijten. Een bestuurder van een
bakkie* drukt op zijn claxon. De krantenverkoper rent op de wagen af, maar de
man achter het stuur schudt van nee en drukt opnieuw op zijn claxon. Dan duikt
een spastische man op uit de berm. De
bestuurder gebaart naar hem dat hij moet komen. Strompelend op zijn krukken
laveert hij naar de auto. Het venster wordt geopend en de bedelaar neemt een groot
brood in ontvangst.
Op een drukke uitvalsweg met drie banen rijdt een, schijnbaar altijd
rokende dwerg met slechts één been, op kamikazeachtige wijze bij de stoplichten
door het verkeer om een dagelijkse boterham te verdienen. Zijn rolstoel is al
honderd maal opgelapt. Hij let niet op, want hij is de gene die invalide is,
dat moet dus het drukke verkeer maar doen. Bij het ophalen van zijn Randen is
hij al menig maal tegen de auto van de goede gever gebotst. Op weg naar de winkel vlakbij ons huis loopt
er een aardig meisje van een jaar of achttien met haar blinde vader de godganse
dag over de vluchtheuvel bij de stoplichten langs de auto’s. Zo kunnen ze beide
kanten van het verkeer bewerken. Ik denk
dat de zaken goed gaan want ze wordt ieder jaar wat dikker. Elke keer gooi ik
vijf Rand in het bakje en elke keer maakt ze een ouderwetse reverence en
schenkt mij een hemelse glimlach. Alle
bedelaars zijn ondanks hun ellende altijd beleefd en goedgemutst!
Het is heel vervelend als een invalide
bedelaar met vriendelijke maar smekende ogen langs je raampje staat. Je kunt
ongemakkelijk wegkijken, zogenaamd druk met je telefoon bezig zijn of je gps bestuderen.
Makkelijker is je asbak met munten te vullen, (zodat er ook niemand in je auto
durft te roken) je raampje openschuiven, iets geven en de warme blik van de
bedelaar te ontvangen.
*Bakkie = pick up