Friday, May 4, 2012

Geld wisselen

We zijn vandaag de grens van het toenmalige Tsjecho-Slowakije overgestoken en bevinden ons in het niet ver daar vandaan gelegen Dresden. We hebben via via een adres doorgekregen waar we kunnen slapen. Het appartement waar we zijn moeten bevindt zich in een groot oud gebouw wat het vreselijke bombardement van het centrum op het einde van de tweede wereld oorlog heeft overleefd. We hebben bananen en chocolade meegenomen voor de kinderen van onze gastvrouw, die met grote ogen naar deze onbekende lekkernijen staren. We betalen in West Marken, zodat er wat spullen in de speciale buitenland winkel kan aangeschaft worden, wat in de ongelooflijk slecht gevulde Oost Duitse winkels niet te vinden is. Ik slaap in een kinderbedje, mijn benen steken eruit en rusten op een tafeltje wat achter het bedje staat. We krijgen een sleutel om buiten het appartement in de hal, waar nog drie flats op uit komen, naar het gemeenschappelijke toilet te gaan. Ondanks dat het winter is, is de flat op 25 graden verwarmd door de stadsverwarming. Er staat de hele dag een raam open, zodat de warmte dragelijk blijft.

Het doel van de stop hier in Dresden is dat we op miraculeuze wijze( zwarte markt) kaartjes hebben kunnen krijgen voor de pas weer in zijn volle glorie opgebouwde Semper Oper. Dresden is een prachtige stad maar er staan nog steeds ruines als onuitwisbare getuige van de hel die zich hier heeft afgespeeld. We genieten van het prachtige gebouw en de in de oude luister herrezen zaal met balkons. En natuurlijk van de meesterlijk uitgevoerde opera Romeo en Julia. Voor de gewone partijloze burger is het zeer moeilijk aan kaarten te komen. De mensen achter ons gezeten gingen dan ook na het eerste bedrijf weg om plaats te maken voor familie, die zo ook in staat werden gesteld een deel van de opera te zien.

Ik wandel op het Oper Theater plein richting Elbe. Na een tijdje word ik benaderd door een keurig uitziende jonge man. 'Geld wisselen,' vraagt hij kort. Ik knik, 'welke koers geef je?' 'Maal vijf.' Ik haal een briefje van honderd mark uit mijn zak. Het is nu een kwestie van heel goed op te letten, want vanaf nu kan het ergens fout gaan. Hij telt het geld wat hij moet betalen en geeft het mij. Ik tel het na, slechts vierhonderd mark in biljetten van tien, twintig en vijftig. 'Het klopt niet.' Ik houd mijn honderd mark stevig vast. De wisselaar glimlacht en legt de ontbrekende briefjes van twintig bij het geld. De jongen kijkt om zich heen en fluistert, 'politie.' Hij geeft mij het bundeltje geld en ik geef hem de honderd mark. Dan is hij er als een speer op zijn gympjes vandoor. Ik zie geen politieagent en voel tegelijkertijd nattigheid. Ik vouw het rolletje geld open. Enkele biljetten van tien mark aan de buitenkant en stukjes op de grote van geldbiljetten opgedroogd krantenpapier aan de binnenkant

mijn weddenschap om geld te wisselen zonder besodemieterd te worden is verloren


 


 

Wind

Ik heb me op mijn zeventiende aangemonsterd op de 'Nieuw Amsterdam' het oude vlaggenschip van de Holland Amerika lijn. We maken een 'Noordreis' en zijn net de haven van Southampton uitgevaren en koersen richting New York. Het is fris weer en er waait een stevige bries. De buiten- dekken zijn verlaten, de ongeveer 2500 passagiers zitten aan de lunch. Ondanks dat het schip stabilisatoren heeft begint ze op het ritme van de zee heerlijk te deinen en opzij te rollen. De golven met fiere schuimkoppen erop worden hoger en hoger en de wind blaast dat het een lieve lust is. Gekleed in mijn groene werkpak met gouden tressen op de schouders loop ik de bemanningsmess binnen en ga in de rij voor een warme hap. De vette kok kijkt me met zijn kraaloogjes in zijn groot hoofd aan, likt zijn lippen af en zegt op lijzige toon, 'heeft ze veel honger?' terwijl hij met zwier een flinke kwak aardappelpuree opschept gegarneerd met wat wortelen, jus en een bal gehakt. Het smaakt voortreffelijk en het zeemansleven maakt hongerig, dus loop ik met mijn bord naar de toog voor een tweede ronde. De ronde kok schept me weer op maar vergeet de gehaktbal. 'Chef, mag ik ook nog een balletje?' vraag ik beleefd. De kok kijkt me met een verbaasd gezicht aan en de omvangrijke supervalse vlecht lispelt dan; ' Wie zegt ze, als ze valt dan legt ze.' Vrij vertaalt betekent dit; oprotten. Terug op mijn werk op het dek, alwaar ik ligstoelen met kussens voor de passagiers moet klaarleggen, is er niet veel te doen. Slechts een meisje zit met een dikke jas aan op een dekstoel. Ze ziet er leuk uit met lang rood haar, wat vrij spel heeft in de wind, en heeft een bekoorlijk neusje omgeven door talrijke sproeten en groene met zwarte mascara omlijnde ogen. Om een excuus voor een praatje te hebben, neem ik uit een dekkast een wollen deken, vouw hem open en offreer hem aan het meisje, die de bonte warmte om haar heen drapeert. Ze schenkt me een flauwe glimlach en we raken aan de praat. De hemelse Angelique komt uit Den Helder, dus wel gewend aan wind. Dit is haar eerste echte bootreis. Ze gaat familie, die in Greenwich Village woont, opzoeken. Tijdens het gesprek wordt haar toch al bleke gezicht steeds valer, eigenlijk asgrauw. 'Ik moet overgeven,' bekent ze. Ik neem haar snel bij de arm en overbrug in enkele luttele seconden de afstand naar de reling

daar kotst ze haar hele lunch uit, maar met de tegenwind waait alles terug en blijft haar hele maaginhoud aan mijn groene pakje hangen


 

 

Thursday, May 3, 2012

Herman


Herman

Mijn echtgenote is in de dierenwinkel, met het doel wat goudvissen voor ons stadsvijvertje te halen. Ik maak de vijver schoon en vul hem met vers water. Als zij thuis komt vraag ik, 'waar zijn de goudvissen?' 'Die ben ik vergeten.' Ik kijk haar ongelovig aan. 'Maar je bent toch speciaal daarvoor naar de winkel gegaan.' 'Natuurlijk,' zegt ze. 'Ik heb een hondje gekocht.' 'We hebben al een hond' breng ik verbaasd uit.' 'Ja, maar dit was een speciaal geval. Elke keer als ik in die winkel kom is hij weer verder afgeprijsd. Niemand wil die hond kennelijk hebben. Van 1000 bef. tot 200 bef. in prijs verlaagd. Zo zielig.' 'Goed uitgehandeld,' kreun ik.'En wat van die vissen?' 'Die moet je maar zelf halen, ik moet de hondjes nu uitlaten.'

Herman is vernoemd naar Nederlands bekendste en productiefste fokstier. Het is een Jack Russel, een en al spierbundel en een tomeloze energie. Met zijn groot ego valt hij ook Pitbulls en Duitse herders aan. De dierenartsen moeten veel naaiwerk verrichten. Hij bewaakt fanatiek ons have en goed in Antwerpen, CuraƧao en Le Bouquet in Frankrijk en Kaapstad. Verstandige bezoekers blijven in de oprijlaan in de wagen wachten tot de baas eraan komt, zij die hun auto verlaten weten niet hoe gauw ze er weer in moeten springen. Herman velde een man van negentig kilo door in zijn achillespees te bijten. Deze afgeprijsde tiran heeft ook een eindeloze vernielzucht. Meubelen, kussens en tapijten aan alles wordt geknaagd, gebeten of gesloopt, kinderbeertjes, poppetjes en speeltjes vakkundig uit elkaar getrokken. Als een waanzinnige rent hij langs het hek als iemand passeert en bijt van louter razernij in het ijzer. Op het strand is hij na honderd keer de bal weggooien nog niet moe en brengt hem even vrolijk terug voor nog een worp. Hij is de enige die het recht heeft in een stoel te slapen! Hij is populair bij kinderen, familie en kennissen. Altijd even enthousiast als hij wordt aangehaald

bij wat stukjes vlees maakt hij nog huppelpasjes, dan duwt Herman, helemaal onder de wratten en gezwellen, zijn neusje tussen de elleboog en het lichaam van zijn baasje. De dokter geeft hem kalm een spuitje en zonder een kik of beweging verhuist zijn ziel naar de hondenhemel


 

 

Tafel

Na de constructie van een boeken rek met gevonden bouwstenen en wat planken is het de beurt om een salontafel te installeren. In Eindhoven stappen we de plaatselijke Hubo binnen en wordt een mooi wit tafelblad, vier poten en een doosje schroeven aangeschaft. Na veel passen en meten past hij niet in onze Geit (in Nederland Deux Chevaux of Eend). We rijden terug naar huis en lenen een in de kelder gevonden antieke porte- bagage (imperiaal) van een vriend en tuffen weer heerlijk, met het dak open in het zonnetje, naar Eindhoven. Op de terugweg tussen Valkenswaard en Lutlommel, met aan de rechterkant de ruisende bomen en aan de linker het wuivende koren, vliegt het bagagerek van de auto de straat op. De imperiaal wordt total loss verklaard en blijft in de berm achter. Het over de weg gegleden beschadigde tafelblad, met ook een hoek eraf, wordt voor de verdere reis schuin in de open Geit geladen, waarbij het blad voor het grootste deel boven de wagen uitsteekt. We houden hem stevig vast en rijden in een slakkengangetje naar huis. Thuis wordt de gebroken hoek eraf gezaagd en tevens ook de drie andere hoeken om hem een gelijk zicht te laten behouden. De eens vierhoekige tafel wordt dus achthoekig. Met de beschadigde zijde aan de bovenkant wordt het tafelblad in de huiskamer op de grond gelegd en de vier poten op de vier hoeken geschroefd

met het optillen van de tafel blijken de schroeven te lang geweest te zijn en door het hout aan de andere kant te voorschijn te zijn gekomen en blijft het meubel aan het tapijt hangen