Wednesday, October 31, 2012

30 Soldaat 813

Op de gedenkwaardige dag des Heren 01/06/1964 werden we met open armen ontvangen door de Nederlandse krijgsmacht en wel in de legerplaats Ossendrecht, depot Artillerie. Het leger is een vrijgevige instelling en vergastten ons rekruten op een plunjezak met groene kleren, een matras gevuld met stro, een ijzeren stapelbed, een smal ijzeren kast(die nu weer hip zijn) en als apotheose een half automatisch Fal geweer van degelijk Belgische makelij. Bij de uitreiking van dit geweer liet ik het geoliede wapen uit mijn handen glibberen en viel het met een dreun op de grond. De ons begeleidende sergeant (je mocht als leerling soldaat geen stap alleen zetten) liep rood aan en beval op schreeuwerige wijze naast het geweer op de grond te gaan liggen. 'In oorlogstijd was je dood geweest.' 'Het is geen oorlogstijd meneer, en ik kan het ook wel zo oprapen.' 'Ik ben geen meneer maar een sergeant.' Schreeuwde hij. De man kreeg bijna een hartaanval en ik strafcorvee en moest die avond gangen dweilen. Eén ding werd al snel duidelijk, het leger herbergt vele malle figuren. Ook de machtsstructuur is eigenaardig, iedereen heeft weer een baas boven hem waar hij voor in de houding moet staan en daar deze hogere in rang een absoluut gezag heeft, is deze structuur gebaseerd op een geweldige kontlikkerei richting de top. Veel kameraden die ik van mijn tijd op zee kende, kwamen voor hun nummer op en verlieten het instituut leger weer even vlot met een S5. Ze waren te veel vrijheid gewend. Ik had de fout gemaakt mij voor te nemen de achttien maanden uit te zitten en mij niet voor gek te laten verklaren. Grote inschattingsfout. Had ik maar het voorbeeld gevolgd van b.v. Jantje Bal, die zich lichtjes aangeschoten meldde bij de wacht aan de ingang, de wachtcommandant een portier noemde en hem als beloning, dat hij de kazerne in mocht, een dubbeltje fooi gaf. Of Fritz, die het leger een grote grap vond en steen vast op de eindeloze exercities gelijk een kameel als een telganger liep, Hendrik die een pop gemaakt had en hem aan een strot voor het raam liet bungelen (de kapitein was 'not amused'). Karel de smid, een beer van een vent, die sterke drank de kamer in smokkelde, zich steeds lazarus zoop en dan met zijn agressie geen weg wist en zich op het verbouwen van meubilair stortte. Rinus gooide op de schietbaan een handgranaat slechts één meter ver, zodat we allemaal snel op de grond lagen in de schuttersput voordat het knalde. Al deze verstandige mensen werden afgevoerd met een bevrijdende S5. Bij de meeste van het beroepskader was ook een steekje los. De twee kabouters, de 'drill' sergeants , hielden een constante wedstrijd wie het hards kon schreeuwen en van ons met een ongebreidelde fanatisme probeerden modelsoldaten te maken. Een oppersergeant, die zo fanatiek was dat het niet normaal was en waar we in het gelid voor moesten staan, omdat hij een lintje kreeg voor zijn aandeel in de destijds gevoerde gevechten tegen de Indonesische opstandelingen. Ik wilde bijna uit de gelederen naar voren stappen om hem te vragen hoeveel hij er neergeknald had. Maar het leek mij toch niet verstandig want avond aan avond dweilen is geen leuk werk. Verder zoop het kader als de raven wanneer ze 's avonds dienst hadden. Eigenlijk kan ik me slechts één sergeant herinneren die een gewoon en aardig normaal mens was. Geen echt hoge score. Bijna op het einde van de vier maanden durende rekrutentijd behaagde het de plaatselijke legerleiding me te belonen met een persoonlijk gesprek, om dat ik het volgehouden had, en niet weggelopen was, maar was gebleven. Ik stond op de plaats rust voor drie heren met glimmende sterren en balken op de revers en een indrukwekkende hoeveelheid speldjes met daaraan hangende lintjes. Zij moesten vast helden zijn! 'Wat vind je van het leger in het algemeen en wat denk je van het vak als onderofficier in het bijzonder?' was de vraag. 'Ze gaan me proberen te interesseren om beroepssoldaat te worden,' dacht in paniek. Dus ik stak van wal. 'Dat een soldaat niet zelf mag denken en er voor hem gedacht wordt lijkt mij een nadeel, ook het als kuddedieren gelijk domme schapen achter elkaar lopen is echt tegennatuurlijk voor een gewoon individu.' En ik vervolgde, 'bevelen worden altijd schreeuwend gegeven, we zijn echt niet allemaal doof. En dan die groene kleding, verschrikkelijk.' De middelste officier met de meeste sterren, schreeuwde dat ik in de houding moest staan. 'Ik hoor u wel' en sprong zoals ik het geleerd heb, als een modelsoldaat in de houding, maar was met mijn betoog niet meer te stuiten. 'Ik weet ook nog wel een paar positieve dingen,' probeerde ik nog hoopvol, maar het gesprek was kennelijk afgelopen.

Ik heb vier maanden lang te Ossendrecht gangen geboend, toiletten gereinigd, onkruid uit het exercitieveld getrokken en de paadjes aangeveegd.


 

 


 


 

29 Bier 722

We rijden door een niet zo voor de handliggende vakantie bestemming, Cornwall, gelegen in Zuid Engeland. Bochtige weggetjes slingeren door het heuvelachtige groene landschap, afgewisseld door weidse uitzichten over de diep beneden liggende woelende zee met hier en daar een stukje strand. Wat meteen opvalt zijn de tuinen rondom de huizen. De Engelse vingers zijn het groenst van de wereld. De lusthoven stoppen niet zoals bij ons bij het hek. Nee, ook voorbij de afscheiding gaan de bloemperken gewoon door. De borders lopen rustig over de gemeentegrond verder naar de straat of stoep. Zeer aangenaam voor de passant. Ook in Zuid Afrika zie je dit fenomeen, gelukkig iets goeds overgenomen van de Rednecks*. We zijn in Mevagissey beland en verkennen er de smalle straatjes van het dorp, drinken iets in het vissershaventje met zijn pier. Bezoeken The lost Gardens of Heligan en genieten van het uitzicht van Dodman Point. De 'cuisine' stond die tijd in Engeland (net als in Nederland trouwens) op een zeer laag pitje, dus eten we 'safe' in een vrij kaal gedecoreerd restaurant de onvermijdelijke vis en chips met een salade. Het gezelschap aan het tafeltje naast ons, waarmee we in gesprek zijn geraakt, maant ons aan een beetje door te eten, anders zijn we te laat voor de pub. Nu valt het ons ook op dat alle restaurantbezoekers haast krijgen en beginnen af te rekenen. Onze buren leggen ons uit waar het café is en dat ze alvast 'pints' zullen bestellen en verdwijnen, terwijl wij ons toetje verorberen. We stappen in de auto en volgen de aanwijzingen en belanden in een prachtige pub met veel kleur, hout en een mooie ruime koperen tap waar grote glazen bruin of blond bier tot op het randje worden volgeschonken, zonder de juist bij ons belangrijke schuimkraag. We amuseren ons kostelijk met onze nieuwe kennissen en aangezien het al snel sluitingstijd is, volgen we hen naar hun huis, alwaar we er nog één laatste biertje binnengieten en nog eentje om het af te leren en een voor afscheid nemen. Het hotelletje is gelukkig niet ver en we geraken veilig ter plaatse. In de hal zitten vier mannen met een flesje in de hand bier te drinken. Het blijken tandartsen te zijn en op doorreis naar een congres. Ze bieden er ons ook één aan uit een krat, maar ik heb genoeg gedronken en ga naar bed, morgen moeten we een eind rijden. De nachtwaker blijkt de illegale aanvoer van het gerstenat te provianderen. Mijn man kan de verleiding echter niet weerstaan en voegt zich bij het gezelschap en zet het aangeboden flesje aan de (onbegrijpelijk) nog steeds dorstige mond. Volgens mij zijn mannen het zwakke geslacht als het op o.a. 'verleidingen' in het leven aankomt! Ik duik in bed en val meteen in een diepe slaap en wordt de volgende morgen fris om acht uur wakker. Mijn echtgenoot ligt als een stuk ongeregeld dwars over het bed met zijn mond open en een beetje vocht langs zijn wang zwaar te ademen. Nu bemerk ik dat de hotelkamer deur open staat, kom uit bed en wil hem sluiten als ik in de gang schoenen, een hemd, een onderbroek en spijkerbroek in een stilleven- optocht op de gang zie liggen. Aangezien ze me bekend voorkomen raap ik ze op, schudt mijn hoofd als ik ze naar deze snurkende creatieve schepping van de Heer smijt met zijn sokken nog aan en ga onder de douche staan. Als ik mij aangekleed heb en de koffer heb ingepakt schud ik mijn grote liefde wakker. 'Ik ben weg,' zeg ik. 'Mijn hoofd,' antwoord hij terwijl hij zijn handen over zijn gezicht wrijft. 'Anders kom je maar met de trein na,' dreig ik nu. 'Geef mij drie minuten en ik ben klaar,' zegt hij. In het toilet loopt een schier eindeloze straal de pot in. Dan schiet hij in zijn verfomfaaide kleren en volgt mij naar de auto, terwijl ik zelf de koffer op zijn twee wieltjes voortbeweeg. Ik reken in de lobby af en zet mij achter het stuur. Mijn drankorgel slaapt reeds de slaap der onschuldige.

Vier uur later wordt hij wakker en zegt slaperig en met een verkreukeld gezicht, ' je moet wel links rijden, we zijn in Engeland hoor.'

*Scheldwoord van de Boeren in Zuid Afrika voor de Engelsen tijdens de Boerenoorlogen


 


 

28 Château de Jau 710

Frankrijk en de Fransen zelf, zijn in verre het aangenaamst als je de toeristenplaatsen, steden en snelwegen mijdt. Het zelfde geldt ook als je voor een acceptabele prijs echt lekker wilt eten en de vooraf klaar gemaakte maaltijden wilt mijden. De terrassen zijn doorgaans zo vol gezet met dicht op elkaar staande tafeltjes en stoelen, dat je er je kont niet kan keren. Je hebt geluk als je in een redelijke tijd een bestelling kan plaatsen. De geoccupeerd zijnde ober laveert met moeite, met zijn plateau hooggehouden, als een buikdanser langs het meubilair en klanten. Een te dikke garçon kan hier niet werken. We zoeven met een slakkengangetje in onze Amerikaanse ingevoerde droomslee met alle raampjes open door het heuvelachtige landschap, vertragen in Rivesalte en bewonderen het plaatselijke stadhuis. Bij het gehucht Cases-de-Pène zien we een bord staan wat een kunstgalerij aanduidt. Door nieuwsgierigheid en dorstige kelen gedreven wenden we de steven richting Château de Jau. Het château is een groot néo klassiek Bastideachtig gebouw uit 1800 in steenrood en oker. In het weidse golvende landschap met wijn- en olijfboomgaarden staan sierlijke cipressen als obelisken naar de hemel te wijzen. We bezoeken de tentoonstelling die in het bijgebouw, de magnanerie, plaatsvindt en veelkleurige figuratieve geweldig grote schilderijen exposeert. De kinderen vinden ze mooi. Het is inmiddels over twaalven en we willen wat te drinken bestellen op het gezellige terras. 'Niet mogelijk, alleen voor restaurantgasten,' zegt de ober. ' Goed idee, dan gebruiken we ook de lunch.' 'Helaas volgeboekt, mijnheer, gaat u even zitten, dan zal ik nog eens kijken wat ik voor u kan doen.' 'Zeikzak,' zeg ik zachtjes. 'Hij kan ons toch wel wat te drinken schenken,' foeter ik, mijn humeur duidelijk nog niet op volle vakantie ontspanningsgemoed. We genieten op het schaduwrijke terras van de warmte en het uitzicht, terwijl de eerste gasten binnendruppelen. De kinderen herhalen dat ze dorst hebben, maar onze ober is in geen velden of wegen te zien en ander personeel kan er niet over beslissen. Tegen de tijd dat ik mopperend op de Fransen in het algemeen en de oberstand in het bijzonder denk te zullen opstappen heeft de goede man blijkbaar medelijden met ons. Hij wil ons niet voor de, voor de Fransen 'heilige' lunch, weg sturen. 'We kunnen voor u een tafeltje arrangeren, alleen voor de hoofdmaaltijd hebben we maar vlees voor drie personen, we hebben namelijk maar één vast menu.' 'Geen probleem, de kinderen eten toch niet zoveel.' 'Zie je wel,' zegt mijn vrouw,' je moet eens wat meer geduld hebben.' We bestellen frisdrank om de geleden dorst te lessen en zijn blij dat we niet meer naar een andere eetgelegenheid moeten verkassen. Het restaurant loopt nu snel vol en we bestellen een flesje Rode Château de Jau en ik vraag of het eten kan worden opgediend. 'Zodra de bakker is geweest beginnen we met het serveren van het menu.' Dus wachten we rustig af. Aan de kinderen hebben we geen kind. Ze rennen op de opstaande randen langs de vijvers. Even slaat mijn hart op tilt als een stevige Duitse herder, die ook op het randje loopt en wil passeren, de oudste bijna de vijver induwt. (Engelsen hebben de naam van hondenliefhebbers, maar de Fransen zijn het echt). Het duurt nog een stief halfuurtje maar dan kondigt het gepruttel van een aftandse Deux Cheveaux de komst van de 'boulanger' aan. We krijgen een schaaltje overheerlijke broodjes, (het wachten waard) en het voorgerecht, un jambon de truie ibérique, komt dan in niet te lange tijd op tafel. Ondertussen wordt een grote takkenbos, die op een grill aan de kant van het terras staat, tot groot vermaak van de kinderen, aangestoken voor het vlees. De lamskoteletten en worstjes die komen smaken zalig en mals. Na het marscarpone ijsje bestellen we koffie terwijl een vorkheftruck zich tussen de tafeltjes door begint te manoeuvreren en kwistig een onaangename blauwe rook uitblaast. Tijd om te betalen en deze nu plotseling ongezonde lucht te ontlopen. We schaffen ons nog wat wijntjes in de boutique aan.


 

Eén en twintig jaar later ontdek ik in een hoekje onder in het schap achter in de wijnkelder een bestofte fles Muscat de Rivesalte van Château de Jau. Vol verwachting ontkurk ik heel voorzichtig de fles . De dessertwijn is nog mooi van kleur en prachtig van smaak.

Tuesday, October 30, 2012

27 Botsing 449


 

De kinderen zijn naar school. Ellen heeft een vrije dag van het advocatenkantoor, waar ze de godganse dag in wetboeken moet zitten snuffelen in opdracht van haar baas, de beruchte en exorbitant dure pleiter Max Cohen. Een aangenaam mens als alles op rolletjes loopt en Ellen de juiste wetteksten kan vinden of de in het verleden gedane rechtelijke uitspraken, de jurisprudentie , opsnorren. Doch als mijnheer niet tevreden is met haar resultaat eist hij dat ze desnoods de hele nacht blijft graven in de indrukwekkende bibliotheek. Gelukkig dat Steven, haar echtgenoot, veel thuis werkt en de kinderen dan kan opvangen. Haar salaris is onmiskenbaar nodig voor de afbetaling van hun huis. Ze besluit de dag door te brengen in de stad. Shoppen. Lekker helemaal alleen, op eigen snelheid en niemand die commentaar kan geven op een aankoop of een te hoge prijs. Ze stapt in haar aftandse Mini en tuft met haar arm op het open raam via Woodbridge en Paardeneiland de snelweg op naar Kaapstad. In de stad neemt ze de Buitengracht straat en wil links af slaan de Strand straat in.

Robert heeft haast. Deze morgen was hij al om acht op een bouwwerf. Als architect van een in aanbouw zijnd winkelpand probeerde hij een uit de hand lopende ruzie tussen de bouwheer en de aannemer te sussen. Niet erg handig van hem. Het eind van het liedje was natuurlijk dat de twee kemphanen in hun onvermogen hun conflict op te lossen een monsterverbond sloten en hem de oorzaak van hun probleem in de schoenen schoven. Dus het was allemaal zijn schuld. Hij heeft een afspraak in het luxe One and Only Hotel bij De Waterfront en is al te laat. Flink opgenaaid door de problemen met dat stelletje hansworsten op de bouwwerf, drukt hij het gaspedaal van zijn BMW diep in en rijdt met een te hoge snelheid Strand straat uit en wil rechts af de Buitenkant staat op. Plotseling duikt daar een gele Mini op, hij staat boven op zijn rem, vloekt,rukt zijn stuur naar rechts, roept een paar keer 'shit', doch de zware auto schuift, zij het veel langzamer tegen de achterzijkant van de gele koekendoos aan. De knal komt toch nog aardig aan. Robert blijft enkele ogenblikken in een soort trance zitten en komt dan traag zijn auto uit. Omstanders ontfermen zich reeds om de eigenaar van de Mini. Ze hitsen deze op de politie te bellen. Ze zijn getuige, die vent reed veel te hard, het is de schuld van die kerel in die dikke BMW en wijzen misprijzend en agressief naar hem. Dan draait de aangereden vrouw zich om en kijkt verbaasd haar aanrijder aan.

'Het is mijn broer,' stamelt ze.


 

 

26 Yoga 349

Een ratelende telefoon wekt mij wreed uit de dan alweer vergeten dromen van die nacht. Het is zes uur en nog donker. Ik spoed mij onder de lauwe douche en laat het miezerige waterstraaltje over mijn houten kop, ten gevolge van een glaasje Raki te veel gisteravond, lopen. Ik trek een T. shirt en korte sportbroek aan. Een kopje thee met een keihard koekje doet wonderen en maakt lichaam en ziel weer ontvankelijk voor de dingen die gaan komen die dag. Met mijn kameraad Krijn en onze bevallige Yoga instructrice Subarna lopen we door de frisse ochtend, terwijl hier en daar belletjes uit de huisjes klingelen en gemompel van gebeden hoorbaar is. Na een kwartiertje komen we bij een canyon aan, waar we op onze meegebrachte matjes plaats nemen. Aan de overkant rijst een rotswand stijl omhoog terwijl aan de linkerzijde een witte wolkenmassa als een waterval het ravijn instort. Daarna stijgen langs de hoge rotswand, als een vertraagde opname, aparte grillig gevormde wolkjes majestueus weer omhoog. 'The dancing clouds' zegt onze Yoga meesteres, en volgen haar in een half uur durende meditatie. Hier geen motorgeronk. De stilte is diep en wordt opgevrolijkt door een tsjilpend vogeltje en de serene belletjes in de verte. Met onze benen voor ons gevouwen en de duimen en middenvinger op elkaar op onze knieёn volgen we het zweven van de wolken. Dan worden we weer met ons bewustzijn op de wereld gezet en beginnen aan het yoga werk. In een rustig tempo werken we oefeningen af als; Plank, gedraaide Buik, Cobra, Berghouding, Boog, Brug en Neer- en opwaartse Hond. Onze Yoga meesteres past de snelheid van de oefeningen aan, aan onze niet meer piepjonge hijgende lichamen, maar toch zijn we blij dat ze stopt en hebben dorst

Subarna reikt ons een flink gevuld glas aan en neemt er zelf ook één, en zegt; 'In een teug helemaal opdrinken.' Verschrikkelijk spul. De maag begint te draaien, de darmen beginnen te spoken, de luchtpijp te kokhalzen. Dan kotsen we alle drie de hele maaginhoud er weer uit. 'Nu zijn jullie van binnen ook schoon, tot morgen.'


 


 


 

25 Oogkliniek 336

We hebben in Bloemendaal de charmante en overweldigend enthousiaste Anita Simons ontmoet. Ze was destijds secretaris van de Stichting 'Oogkamp Himalaya'. Ook Cas de Stoppelaar, de markante consul van Nepal, Krijn de Best, de motor van de Stichting Nepal en de bekende architect Sjoerd Ybema waren van de partij. Wij en nog enkele andere waren die avond rond een ruime vergadertafel in het reeds van oudsher beroemde 'Kraantje Lek' te Overveen verzameld. Bij deze lommerrijke uitspanning lieten we ons als kind van het behoorlijk hoge duin 'De Blinkert' afrollen of verstopten ons in de holle boom en dan moe gespeeld als kers op de taart een pannenkoek bikken voor het weer naar huis gaan. De samenkomst had ten doel om over het ontwikkelen van het prachtige buiten 'Elswout' in Overveen te brainstormen. Een enorm vierkant gebouw met grote terrassen en trappenpartij aan de voorkant, en binnen een Atrium met een geweldige dakkoepel. Door het poortgebouw kom je in het weidse park met eeuwen oude bomen, ruime vijvers en door grachten omgeven grasvelden. Naast de koeien zijn er ook herten en reeën te spotten. Het plan om van het toen verwaarloosde pand een kantoor en woonpaleis te maken draaide uit op een 'luchtkasteel'. Dat jaar belandden we bij ons jaarlijks Nepal bezoek in Pokhara. We besloten de oogkliniek 'Oogkamp Himalaya' te bezoeken, waarover Anita Simons zo enthousiast in Overveen vertelde en dat met de hulp van een damesblad werd gefinancierd. Het indrukwekkende complex behelst een aantal gebouwen met o.a. kliniek en verblijfhuizen. We melden ons bij de portier samen met twee oudere dames. Onze taxichauffeur vertaald in gebrekkig Engels dat de dames al drie dagen lopend onderweg zijn om tot hier te komen. De hele compound maakt een verlaten indruk.

Er arriveren nog meer mensen met oogklachten. Een man, die een lap voor zijn rechter oog houdt, heeft dringend medische verzorging nodig. Ze krijgen te horen dat het ziekenhuis, tijdens de drie aan de gang zijde feestdagen, gesloten is en er geen patiënten behandeld worden.