Sunday, February 17, 2013


 39 Ontwikkelingshulp 826
Je staat er verstelt van hoeveel particuliere mensen, door middel van ngo’s, zich inzetten voor onze minder gefortuneerde medewereldburgers. Het gaat bijna altijd goed en het geld wordt vast minder verkwist dan door regeringen uitgegeven aan ontwikkelingshulp, waarvan het toch vaak opgaat aan hoge salarissen, dure adviesbureaus, corruptie, en prijzige vierwiel drives. In Kathmandu stikt het van de  ngo’s en allerlei wereldse officiële instellingen.                                                                                  Jacqueline bedrijft een winkeltje in één van de vele straatjes van Thamel in Kathmandu. Ze heeft het winkeltje gehuurd van een oude ziekelijke man, die er zelf niet meer toe in staat is de nering behoorlijk te runnen. Ze heeft hem twee jaar geleden geholpen, toen hij op straat in elkaar is gezakt. Niemand bekommerde zich om de man. Ze heeft hem te drinken gegeven uit haar waterfles, hem overeind geholpen, hij woog niet veel meer, en hem ondersteunend naar zijn winkel gebracht. In het  kamertje achter de shop op zijn bed geholpen. De door haar ontboden arts doet een hele check up; hij luistert o.a. aan zijn borst, klopt op zijn rug en neemt de bloeddruk op. Zijn diagnose luidt; ‘oud en versleten, plus een zwak hart en de piepende longen vertellen mij, dat ze zwart zijn van het roken van smerige troep.’                                                                                                                                                    Met het recept dat de dokter haar geeft haalt ze de voorgeschreven medicijnen in de naburige apotheek. Een zak vol. Ze bezoekt hem bijna elke dag en er groeit een band tussen de twee. Het is dan dat ze besluiten dat Jaqueline het winkeltje zal voortzetten en de oude man kan rusten en in het ochtend zonnetje op het plein zitten. Hij moet beloven dat hij het roken zal laten. De mens is zondig, zo ook Mahendra. Uit het zicht van de winkel steekt hij soms een saffie op, maar dat mindert sneller naarmate de hoest op sommige momenten niet wil ophouden en de vieze rochels niet meer zo spontaan zijn luchtpijp willen verlaten.                                                                                                               Ze verkoopt kunstig versierde houten raamkozijntjes in dusdanige maten dat de toeristen ze in een koffer kunnen meenemen. Ze zijn voor een prikkie door eenvoudige kunstenaars in plattelandateliers gemaakt. Verder verkoopt ze de onvermijdelijke Tijgerbalsem, en puur Tibetaanse kruidenmedicijnen in de vorm van geurstokjes die je moet aansteken. De wierook is goed voor stress, geeft spankracht of geeft je een nachtrust met prettige dromen. Verder staan er in de winkel o.a. een collectie Boeddha’s en klankschalen.                                                                                              Jaqueline, vijf en veertig jaar oud verloor haar man en dochter vier jaar geleden in een auto ongeluk. Een vrachtwagenchauffeur met te veel alcohol in het bloed ramde hun Volkwagen Polo.                                   Ze is nu drie jaar in Nepal en vertegenwoordigt er Nepal Child Life, een ngo uit Londen. NCL  heeft kort geleden een flink bedrag aan geld gekregen van een particuliere sponsor, die daarmee een school wil bouwen. Jacqueline heeft via een connectie van een internationale organisatie een dorp gevonden, wat een stief half uurtje rijden buiten Kathmandu ligt en dringend behoefte heeft aan een nieuwe lagere school. De oude staat op instorten, heeft geen dak of ramen. Ze overlegt met het comité dorpsoudsten en zij stellen grond van de dorpsgemeenschap  beschikbaar om de school op te bouwen. Intussen heeft ze ook Kancha Tamang leren kennen. Een zeer charmante Nepalees, die goed Engels spreekt. Hij is chauffeur /gids voor een reisorganisatie. Een paar keer per week verdrijft Kancha haar eenzaamheid en het nog steeds aanwezige verdriet. NCL stort al geld op haar rekening voor de eerste onkosten. Dan moet Jaqueline dringend terug naar Engeland. Haar vader is ernstig ziek. Een paar weken en een begrafenis later keert ze terug naar Kathmandu.  Jacquline heeft haar geliefde een volmacht op de rekening gegeven, hij was zo oprecht geïnteresseerd in het werk van NCL. Kancha heeft van het geld uit Engeland een Tata vierwiel drive gekocht en rijdt daar fier met vrouw en drie kinderen mee rond. Jacqueline stort in en komt haar winkel nog maar sporadisch uit.                                                                                                                         Twee leden van Stichting Nepal zijn op dat moment in Kathmandu en worden door haar vertegenwoordiger Aruna Rana, die door het Engelse NCL om hulp verzocht is, op de hoogte van de situatie gebracht. Ze vergaderen met leraren en schoolcomité, tien man sterk, hoe het nu verder moet.  Aruna vertaalt niet alle eindeloze discussies, maar de beleefdheid eist dat een ieder zijn zegje doet. Ze besluiten de politie in te schakelen om de auto in handen te krijgen en te kunnen verkopen. Verder wordt het project door SN en dan vooral Aruna Rana in samenwerking met NCL voortgezet. Er is uiteindelijk een pracht school gebouwd.
De oude Mahendra schuifelt wat rond en slaapt veel, maar is nog niet van plan de pijp aan Maarten te geven. Jaqueline heeft haar één persoonsmatras in het kamertje bij de, alleen god weet hoe oude man gelegd. De woning bevat verder alleen nog een piepklein keukentje met toilet. Ze is depressief en slaapt slecht. Samen slikken ze iedere morgen en avond trouw hun pillen.  
        

Tuesday, February 5, 2013


37 De achtervolging 877

Het is zomer 1960. Peters’ vader Hans heeft een nieuwe auto gekocht, een Fiat 124 Sport Spider.  Die zondagmorgen is het mooi weer en ze karren, met het dak open, een toertje in de buurt, ook al om de wagen in te rijden.  Net voor ze de Elswoutslaan opdraaien worden ze ingehaald door een Austin Healey bn7.  Op de hoogte van het buiten Elswout worden ze aangehouden door een agent. ‘Ik confisqueer deze auto, ‘ zegt de man beslist.  ‘Volg die racepiraat die daar in de verte rijdt.’ Er is geen ruimte voor een derde persoon, dus neemt de wetsdienaar plaats op de kofferbak met zijn benen tussen ons in. Hans trekt zijn leren rallyhandschoenen zonder vingerstukken aan en laat de motor brullen terwijl hij plankgas geeft. De agent kan zich nog net met elke hand aan de bovenkant van de twee kuipstoelen vasthouden.                                                                                                                In de eerste bocht schiet er nog aardig wat ruimte over tussen de auto en de statige voorbij flitsend bomen aan weerzijde van de één richtingsweg. In de tweede bocht ziet Peter de daar staande boerenhuisjes langs de straatkant akelig dicht op zich afkomen.  Maar in een mooie drift en jankende banden komen ze veilig de bocht door. Hun prooi is even uit het zicht verdwenen. Ze krijgen de Austin weer in het vizier als deze links het Brouwerskolkje opdraait. Ze razen langs het met Treurwilgen omzoomde water de weg omhoog. Bij de Zeeweg ( altijd al een bekende baan voor straatraces)heeft de wagen voor hen even op wat fietsers moeten wachten zodat de achtervolgers de afstand kunnen verkleinen. Dan gaat het weer met plank gas links af de zeeweg op. Hans grijnst vrolijk. Deze mooie rijkelijk met scherpe bochten voorziene weg door het zacht glooiende duingebied is uiterst geschikt om eens lekker te scheuren, en dat nog wel met toestemming van de politie. Terwijl de zeewind door hun haren blaast gillen de banden van louter opwinding in elke scherpe bocht. De wegligging van de Fiat is iets minder, de wagen heeft absoluut de hele breedte van de weg nodig, dan die van de Austin Healey, maar dat wordt gecompenseerd door de kennelijk betere rijvaardigheid van Hans. Vlak achter elkaar jagen de auto’s over het asfalt, dan de een wat sneller, dan de ander. Vlakvoor het Bloemendaalse strand remt de metallic blauwe sportwagen, voorzien van prachtige spakenwielen, voor een overstekende haas en komt half dwars over de weg te staan.  De neus van de wagen belandt in de zanderige berm. Hans remt eerst pompend op zijn rempedaal, dan lost hij deze, gooit zijn stuur om en trekt aan de handrem. Door deze gewaagde manoever komt de Fiat vlak achter de Healey ook half dwars over de weg tot stilstand en blokkeert hij de andere wagen om te kunnen wegrijden. De arme agent wordt door middel van de middelpuntvliedende kracht van de kofferbak op het duinzand geslingerd. Gelukkig is de Zeeweg een één richtingsbaan en het verkeer was trouwens toen in die tijd heel wat minder intens dan nu.  De chauffeurs parkeren de wagens rustig langs de weg. Dan haasten Hans en Peter zich naar de agent, die er gelukkig zonder kleerscheuren van af is gekomen. Alleen zijn maag gaat lelijk over de kop en de wetsdienaar moet zijn hele ontbijt aan moeder  natuur lossen.                                                                                                    De jonge chauffeur Willem, van de Austin Healey rijdt met de auto van zijn vader, die een rallymaat van Hans uit het naburige Bloemendaal is.  ‘Als ik jou was Willem zou ik nu rustig wegrijden en direct naar huis toegaan. Ik regel dit wel met die agent.’ Deze zit een beetje groggy na te trillen in het zand en verkeert in een schijnbaar lichte shock. Hij ziet de blauwe wagen achteruit rijden en dan zich rustig van de plek verwijderen. De goesting om snelheidsduivels te vangen is over en langzaam komt de agent weer een beetje bij zijn positieven. Hans wil de man nog een lift naar het politiebureau van Overveen geven, maar deze weigert. ‘ Ik neem de bus wel vanaf het Bloemendaalse strand.’                Terwijl de agent het zand met zijn handen van zijn uniform afborstelt, vraagt hij, ‘ kende je die jongen.’ ‘Nou eigenlijk niet,’ zegt Hans aarzelend, wetend dat niet de waarheid spreken in de nabijheid van je zoon niet erg opvoedkundig is. Dus neemt hij het initiatief over en vraagt, ‘Weet u het nummer van zijn nummerplaat niet?’ ‘ Ik moest mij met twee handen vasthouden, ik kon het dus niet noteren en mijn hoofd tolt nog van de val, we zullen maar zeggen dat hij ontsnapt is,’ zucht de agent .     
Hans is nu tachtig jaar en woont in een bejaardenhuis. Zoon Peter heeft een nieuwe Porsche Carrera Cabriolet gekocht en het is mooi weer. ‘Zullen we in Zandvoort een ijsje bij Giraudi gaan eten?’                 Ze rijden over de Zeeweg waar een strikt snelheidsverbod geldt.  Even is er weinig verkeer en Peter drukt het gaspedaal in en de wagen met zijn sportvering schiet vooruit en vliegt door een heerlijk scherpe bocht.                                                                                                                                                                         Later genieten ze op een bankje, voor de door de bekende architect Cees Dam getekende ijssalon, van hun consumptie. Peter kan zich niet meer inhouden. ‘En wat vind je van mijn nieuwe wagen?’              ‘Een hobbelige krappe rotkar is het!’


38 Olifantenpaadje 553

Iedereen weet inmiddels, via ‘de Wereld Draait Door’, wat een ‘olifantenpaadje’ is. Volgens Frank uit Frankrijk noemen ze het daar ‘Chemin de l’ âne’.                                                                                                                Wij rijden in een 4x4 Jeep door het Addo olifantenpark in de buurt van Port Elizabeth. Gelukkig is er een zeil over de wagen gespannen, want de zon staat deze morgen al in zijn volle glorie te broeien aan de staalblauwe lucht. We zien de Zebra, Kudu, Wildebeest, Eland, Antilope,Buffel en noem maar op beesten. We spotten allerhande vogels, insecten en amfibieachtige dieren. Bij een meertje staat een menigte olifanten ter vergadering verenigd en wassen en plassen of klooien een beetje in de modder. De baby’s verschuilen zich half onder hun moeders. Al met al een vredig schouwspel wat nooit verveelt. We rijden verder als we een tijdje later een enorme olifant gewaar worden.  Het is een mannetje, wat volgens onze gids, Januarie, uit de kudde verstoten is. ‘Dit beest kan in dit geval soms wel agressief zijn,’ verzekert hij ons. We rijden van de weg af en gaan een eindje een zeer smal en woest paadje op om het kolossale beest wat van dichterbij te opserveren.  Het lawaai van de motor doet het dier even opkijken. Hij loopt sneller als we dachten.  Het gezelschap begint zich ongemakkelijk te voelen, maar de gids is vol zelfvertrouwen en stopt de Jeep. We kijken ademloos toe hoe de olifant over het grasland dichterbij komt. ‘Niet bewegen of lawaai maken,’ zegt de gids, terwijl hij zijn motor afzet. Plotseling besluit de olifant van richting te veranderen en stevent op het pad af waar wij met de wagen staan. Nu verlaat hij werkelijk de prairie en loopt op ons af, kennelijk om de kortste route naar de weg te nemen, waar wij net vandaan komen. Opeens vinden wij dit deel van de expeditie niet zo prettig meer. De bruine gids wordt wat bleek om zijn neus. De kolos, enkele tientallen meters van ons vandaan, begint met zijn oren te wapperen, nu niet om zich wat koelte toe te waaien, maar louter uit kolere. Dan stoot hij een machtig gebrul uit, gevolgd door meer orengewapper en gestamp met zijn linker poot. Kennelijk is het beest er niet mee eens dat wij zijn olifantenpaadje blokkeren.  De motor draait weer en giert op volle toeren. We rijden achteruit het pad af. Maar dat is niet zo gemakkelijk. De bodem is ongelijk en vol bobbels, we moeten ons gezicht beschermen tegen zwiepende takken van bomen en struiken. De Jeep begint hevig te slingeren, de chauffeur/gids moet gas terug nemen.  De kwaadheid van het beest is in pure razernij veranderd. Er is hier wat voor te zeggen. We gebruiken tenslotte zijn paadje.                                                                       Nu komt de olifant met luid getrompetter werkelijk op ons afdenderen. De passagiers staren met verstarde blik, dan weer naar onze aanvaller, dan naar het einde van het pad. We voelen dat dit mannetje geen medelijden met ons zal hebben en ons met Jeep en al kan vermorzelen. We maken een scherpe bocht, terwijl twee wielen van de grond willen afkomen.  Januarie sukkelt door zijn zenuwen om de wagen in de eerste versnelling te krijgen. Gelukkig kan de olifant niet zo snel remmen en keren en passeert ons op een paar meter afstand. Dan stuiven we in een wolk van wervelend zand weg.