Tuesday, February 5, 2013


37 De achtervolging 877

Het is zomer 1960. Peters’ vader Hans heeft een nieuwe auto gekocht, een Fiat 124 Sport Spider.  Die zondagmorgen is het mooi weer en ze karren, met het dak open, een toertje in de buurt, ook al om de wagen in te rijden.  Net voor ze de Elswoutslaan opdraaien worden ze ingehaald door een Austin Healey bn7.  Op de hoogte van het buiten Elswout worden ze aangehouden door een agent. ‘Ik confisqueer deze auto, ‘ zegt de man beslist.  ‘Volg die racepiraat die daar in de verte rijdt.’ Er is geen ruimte voor een derde persoon, dus neemt de wetsdienaar plaats op de kofferbak met zijn benen tussen ons in. Hans trekt zijn leren rallyhandschoenen zonder vingerstukken aan en laat de motor brullen terwijl hij plankgas geeft. De agent kan zich nog net met elke hand aan de bovenkant van de twee kuipstoelen vasthouden.                                                                                                                In de eerste bocht schiet er nog aardig wat ruimte over tussen de auto en de statige voorbij flitsend bomen aan weerzijde van de één richtingsweg. In de tweede bocht ziet Peter de daar staande boerenhuisjes langs de straatkant akelig dicht op zich afkomen.  Maar in een mooie drift en jankende banden komen ze veilig de bocht door. Hun prooi is even uit het zicht verdwenen. Ze krijgen de Austin weer in het vizier als deze links het Brouwerskolkje opdraait. Ze razen langs het met Treurwilgen omzoomde water de weg omhoog. Bij de Zeeweg ( altijd al een bekende baan voor straatraces)heeft de wagen voor hen even op wat fietsers moeten wachten zodat de achtervolgers de afstand kunnen verkleinen. Dan gaat het weer met plank gas links af de zeeweg op. Hans grijnst vrolijk. Deze mooie rijkelijk met scherpe bochten voorziene weg door het zacht glooiende duingebied is uiterst geschikt om eens lekker te scheuren, en dat nog wel met toestemming van de politie. Terwijl de zeewind door hun haren blaast gillen de banden van louter opwinding in elke scherpe bocht. De wegligging van de Fiat is iets minder, de wagen heeft absoluut de hele breedte van de weg nodig, dan die van de Austin Healey, maar dat wordt gecompenseerd door de kennelijk betere rijvaardigheid van Hans. Vlak achter elkaar jagen de auto’s over het asfalt, dan de een wat sneller, dan de ander. Vlakvoor het Bloemendaalse strand remt de metallic blauwe sportwagen, voorzien van prachtige spakenwielen, voor een overstekende haas en komt half dwars over de weg te staan.  De neus van de wagen belandt in de zanderige berm. Hans remt eerst pompend op zijn rempedaal, dan lost hij deze, gooit zijn stuur om en trekt aan de handrem. Door deze gewaagde manoever komt de Fiat vlak achter de Healey ook half dwars over de weg tot stilstand en blokkeert hij de andere wagen om te kunnen wegrijden. De arme agent wordt door middel van de middelpuntvliedende kracht van de kofferbak op het duinzand geslingerd. Gelukkig is de Zeeweg een één richtingsbaan en het verkeer was trouwens toen in die tijd heel wat minder intens dan nu.  De chauffeurs parkeren de wagens rustig langs de weg. Dan haasten Hans en Peter zich naar de agent, die er gelukkig zonder kleerscheuren van af is gekomen. Alleen zijn maag gaat lelijk over de kop en de wetsdienaar moet zijn hele ontbijt aan moeder  natuur lossen.                                                                                                    De jonge chauffeur Willem, van de Austin Healey rijdt met de auto van zijn vader, die een rallymaat van Hans uit het naburige Bloemendaal is.  ‘Als ik jou was Willem zou ik nu rustig wegrijden en direct naar huis toegaan. Ik regel dit wel met die agent.’ Deze zit een beetje groggy na te trillen in het zand en verkeert in een schijnbaar lichte shock. Hij ziet de blauwe wagen achteruit rijden en dan zich rustig van de plek verwijderen. De goesting om snelheidsduivels te vangen is over en langzaam komt de agent weer een beetje bij zijn positieven. Hans wil de man nog een lift naar het politiebureau van Overveen geven, maar deze weigert. ‘ Ik neem de bus wel vanaf het Bloemendaalse strand.’                Terwijl de agent het zand met zijn handen van zijn uniform afborstelt, vraagt hij, ‘ kende je die jongen.’ ‘Nou eigenlijk niet,’ zegt Hans aarzelend, wetend dat niet de waarheid spreken in de nabijheid van je zoon niet erg opvoedkundig is. Dus neemt hij het initiatief over en vraagt, ‘Weet u het nummer van zijn nummerplaat niet?’ ‘ Ik moest mij met twee handen vasthouden, ik kon het dus niet noteren en mijn hoofd tolt nog van de val, we zullen maar zeggen dat hij ontsnapt is,’ zucht de agent .     
Hans is nu tachtig jaar en woont in een bejaardenhuis. Zoon Peter heeft een nieuwe Porsche Carrera Cabriolet gekocht en het is mooi weer. ‘Zullen we in Zandvoort een ijsje bij Giraudi gaan eten?’                 Ze rijden over de Zeeweg waar een strikt snelheidsverbod geldt.  Even is er weinig verkeer en Peter drukt het gaspedaal in en de wagen met zijn sportvering schiet vooruit en vliegt door een heerlijk scherpe bocht.                                                                                                                                                                         Later genieten ze op een bankje, voor de door de bekende architect Cees Dam getekende ijssalon, van hun consumptie. Peter kan zich niet meer inhouden. ‘En wat vind je van mijn nieuwe wagen?’              ‘Een hobbelige krappe rotkar is het!’

No comments: