37 De achtervolging 877
Het is zomer 1960. Peters’ vader Hans heeft
een nieuwe auto gekocht, een Fiat 124 Sport Spider. Die zondagmorgen is het mooi weer en ze
karren, met het dak open, een toertje in de buurt, ook al om de wagen in te
rijden. Net voor ze de Elswoutslaan
opdraaien worden ze ingehaald door een Austin Healey bn7. Op de hoogte van het buiten Elswout worden ze
aangehouden door een agent. ‘Ik confisqueer deze auto, ‘ zegt de man
beslist. ‘Volg die racepiraat die daar
in de verte rijdt.’ Er is geen ruimte voor een derde persoon, dus neemt de wetsdienaar
plaats op de kofferbak met zijn benen tussen ons in. Hans trekt zijn leren
rallyhandschoenen zonder vingerstukken aan en laat de motor brullen terwijl hij
plankgas geeft. De agent kan zich nog net met elke hand aan de bovenkant van de
twee kuipstoelen vasthouden.
In de eerste bocht schiet er nog
aardig wat ruimte over tussen de auto en de statige voorbij flitsend bomen aan
weerzijde van de één richtingsweg. In de tweede bocht ziet Peter de daar
staande boerenhuisjes langs de straatkant akelig dicht op zich afkomen. Maar in een mooie drift en jankende banden
komen ze veilig de bocht door. Hun prooi is even uit het zicht verdwenen. Ze
krijgen de Austin weer in het vizier als deze links het Brouwerskolkje
opdraait. Ze razen langs het met Treurwilgen omzoomde water de weg omhoog. Bij
de Zeeweg ( altijd al een bekende baan voor straatraces)heeft de wagen voor hen
even op wat fietsers moeten wachten zodat de achtervolgers de afstand kunnen
verkleinen. Dan gaat het weer met plank gas links af de zeeweg op. Hans grijnst
vrolijk. Deze mooie rijkelijk met scherpe bochten voorziene weg door het zacht
glooiende duingebied is uiterst geschikt om eens lekker te scheuren, en dat nog
wel met toestemming van de politie. Terwijl de zeewind door hun haren blaast
gillen de banden van louter opwinding in elke scherpe bocht. De wegligging van
de Fiat is iets minder, de wagen heeft absoluut de hele breedte van de weg
nodig, dan die van de Austin Healey, maar dat wordt gecompenseerd door de
kennelijk betere rijvaardigheid van Hans. Vlak achter elkaar jagen de auto’s
over het asfalt, dan de een wat sneller, dan de ander. Vlakvoor het
Bloemendaalse strand remt de metallic blauwe sportwagen, voorzien van prachtige
spakenwielen, voor een overstekende haas en komt half dwars over de weg te
staan. De neus van de wagen belandt in
de zanderige berm. Hans remt eerst pompend op zijn rempedaal, dan lost hij deze,
gooit zijn stuur om en trekt aan de handrem. Door deze gewaagde manoever komt
de Fiat vlak achter de Healey ook half dwars over de weg tot stilstand en
blokkeert hij de andere wagen om te kunnen wegrijden. De arme agent wordt door
middel van de middelpuntvliedende kracht van de kofferbak op het duinzand
geslingerd. Gelukkig is de Zeeweg een één richtingsbaan en het verkeer was
trouwens toen in die tijd heel wat minder intens dan nu. De chauffeurs parkeren de wagens rustig langs
de weg. Dan haasten Hans en Peter zich naar de agent, die er gelukkig zonder
kleerscheuren van af is gekomen. Alleen zijn maag gaat lelijk over de kop en de
wetsdienaar moet zijn hele ontbijt aan moeder natuur lossen.
De jonge chauffeur Willem, van de Austin Healey rijdt met de auto van
zijn vader, die een rallymaat van Hans uit het naburige Bloemendaal is. ‘Als ik jou was Willem zou ik nu rustig
wegrijden en direct naar huis toegaan. Ik regel dit wel met die agent.’ Deze
zit een beetje groggy na te trillen in het zand en verkeert in een schijnbaar
lichte shock. Hij ziet de blauwe wagen achteruit rijden en dan zich rustig van
de plek verwijderen. De goesting om snelheidsduivels te vangen is over en
langzaam komt de agent weer een beetje bij zijn positieven. Hans wil de man nog
een lift naar het politiebureau van Overveen geven, maar deze weigert. ‘ Ik
neem de bus wel vanaf het Bloemendaalse strand.’ Terwijl de agent het zand met zijn handen van
zijn uniform afborstelt, vraagt hij, ‘ kende je die jongen.’ ‘Nou eigenlijk
niet,’ zegt Hans aarzelend, wetend dat niet de waarheid spreken in de nabijheid
van je zoon niet erg opvoedkundig is. Dus neemt hij het initiatief over en
vraagt, ‘Weet u het nummer van zijn nummerplaat niet?’ ‘ Ik moest mij met twee
handen vasthouden, ik kon het dus niet noteren en mijn hoofd tolt nog van de
val, we zullen maar zeggen dat hij ontsnapt is,’ zucht de agent .
Hans is nu tachtig jaar en woont in een
bejaardenhuis. Zoon Peter heeft een nieuwe Porsche Carrera Cabriolet gekocht en
het is mooi weer. ‘Zullen we in Zandvoort een ijsje bij Giraudi gaan eten?’ Ze rijden over de Zeeweg waar een
strikt snelheidsverbod geldt. Even is er
weinig verkeer en Peter drukt het gaspedaal in en de wagen met zijn sportvering
schiet vooruit en vliegt door een heerlijk scherpe bocht. Later genieten ze
op een bankje, voor de door de bekende architect Cees Dam getekende ijssalon,
van hun consumptie. Peter kan zich niet meer inhouden. ‘En wat vind je van mijn
nieuwe wagen?’ ‘Een hobbelige krappe rotkar is het!’
No comments:
Post a Comment