Friday, March 14, 2014



55 Dekens 1376
Het is juni, de winter staat voor de deur en de nachten worden al kouder en vochtiger. Een Anglicaanse parochie heeft geld ingezameld en van de opbrengst hebben ze een honderdtal dekens gekocht. Jacob, Mario en Jonas zijn drie kennissen, die sterk bij die kerk betrokken zijn. Ze besluiten het weekend van 12 en 13 juni naar een informele nederzetting (plakkerskamp of township)in Lambert’s Bay, De Diamant van de Westkust, te gaan. Ze hebben mij gevraagd om hen te vergezellen.                                                                                                                                                                       ‘s Morgens om 10 uur laden we de dekens in een oud verroest vrachtwagentje, die via de N 7 daar naar toe zal rijden.                                                                                                                                                                           Het is een zonnige dag en wij besluiten via de R27, een route meer langs de kust, tot in Velddrift te rijden. Het is ongeveer 280 km ver en halverwege stoppen we net voor Vredenburg,  bij de Oudekraaifontein padstal, en eten er de plaatselijke superhamburgers. Het is een gezellige tent met een flinke winkel erbij, waar oud gekunstelde spulletjes gekocht kunnen worden. Verder is er een uitgebreide keuze in artisanaal gemaakte voedingsmiddelen en snoepgoed.                                                                                       Bij Elandsbaai is de Verlorenvleistroom flink buiten zijn oevers getreden. Traag rijden we over de ondergelopen weg. Het water komt, zelfs bij onze hoge auto, een paar keer tot boven de wielkasten. Een eind verder is de weg geblokkeerd door een afzetting, we kunnen niet verder. Een stukje terug is een gravelpad en die slaan we in. Via dit pad zouden we, volgens de kaart weliswaar met een stevige omweg, ook op onze plaats van bestemming moeten komen. Hier en daar moet er flink gas gegeven worden om de wagen door modderige stukken te sleuren. Na een tiental kilometers wordt het steeds slechter en op een gegeven moment komen we in een slip en belanden we aan de zijkant in een geul. We zitten vast. Iedereen stapt uit om de wagen lichter te maken, maar de banden draaien door en hij zakt alleen maar dieper de modder in. We verzamelen grote keien om de ondergrond te verstevigen. Drie mannen zullen de wagen duwen en ik ga achter het stuur zitten en geef gas. Het gaat een stukje vooruit, maar dan zakt hij weer terug de modder in. We verzamelen meer stenen en doen een tweede poging. De banden draaien door, de wagen schuift naar links, ik hoor, geheel tegen de gewoonte in van zulke kerkelijke types, meerdere uitgeschreeuwde vloeken. Dan krijgt de auto plotseling grip en ik krijg hem het hardere gravel op. Jonas en Mario duwden aan de linkerkant en zitten van kop tot teen onder de modder. Ik moet vreselijk lachen als ik de twee mannen zo verbaasd zie staan kijken en ook Jacob laat zich niet onbetuigd. Ze staren me even vuil aan, als ze zijn.‘Je bent precies zoals alle witten, ze blijven ons treiteren, alsof we vroeger nog niet genoeg hebben geleden. We moeten altijd het slechtste en smerigste werk doen,’ zegt Mario verongelijkt.                              ‘ Er moet nu eenmaal een verschil zijn.’ (wat niet zo’n handige opmerking is van mij.) ‘Trouwens, zo met modder besmeurd komen jullie mijn auto niet in,’ zeg ik en Jacob komt nou helemaal niet meer bij van het lachen. Met flessen water en papieren zakdoekjes maken ze zich weer enigszins toonbaar en ik paai de twee nog steeds mokkende mannen met de belofte de wijn bij het eten van die avond te betalen.‘Je mag alles betalen,’ bromt Jonas.                                                                                                                  We vervolgen zonder incidenten  onze weg.                                                                                                                                                    Tegen drieën arriveren we bij de kerk van St. Peter die Visserman. We melden ons bij de assistent priester Jackson, die we in de kleine pastorie vinden. Na een half uurtje komen de dekens ook op- dagen. We ontdoen het vrachtwagentje van zijn lading en deze rijdt puffend en een dikke rookwolk achterlatend weer terug naar Kaapstad. De dekens stockeren we in een kantoortje in de kerk. Dan meldt zich bij ons Johannes Jansen. Hij is het hoofd van de school en tevens lid van het kerkbestuur.  Even later voegt zijn neef, die ook Johannes Jansen heet en werkzaam is op het gemeentekantoor, zich ook bij ons groepje. Ze vertellen dat de werkeloosheid hier enorm hoog is en de enige werkgever de chipsfabriek is. Er bestaat een plan om op het onbewerkte land van de gemeente, wat vlakbij de kerk ligt, aardappels te planten en aan de fabriek te verkopen. Dit schept zo werk en inkomen. Helaas blijft het tot nu toe alleen maar bij plannen. Bureaucratie, financiering en corruptie houden het tegen. Ook de beleidsmakers willen er aan verdienen.                                                                                                                                                                     We lopen gezamenlijk naar de armenwijk achter de kerk, die deels uit bakstenen huisjes en deels uit shacks bestaat. We gaan een pandje binnen, dat uit een kleine living inclusief een open keukentje en twee kleine slaapkamers bestaat.  Een oudere dame, met over haar trui een roze schort en een zwarte hoed op het hoofd, begroet ons bij de deur. Het valt meteen op, dat deze woning van binnen en van buiten totaal verwaarloosd is. Binnen is het smerig, er ligt een grote stapel ongewassen kleren op de grond, muren met vochtplekken en het ruikt er naar schimmel. Het is duidelijk, hoewel de huizen van de gemeente zijn, dat de bewoners ook geen enkele moeite doen om er iets van te maken. Armoede heeft doorgaans niets met de vuilheid van een huis te maken. Ook het tweede pand voorspelt, voor we er binnen gaan, niet veel goeds. In het kale tuintje is een privé vuilnisbelt gecreëerd. Ook hier worden we door een oudere dame verwelkomt en binnen ziet het er betrekkelijk schoon uit. De karige meubeltjes zijn doorgaans stuk, het bed zonder lakens met een kaal oud stuk schuimrubber op de bedbodem, de koelkast is kapot en zijn deur hangt op half zeven. Hier is geen keuken. Er wordt gekookt op een gasbrandertje op de tafel. Het toilet heeft een halve w.c. bril en over de verdere staat zwijgen we liever.                                                                                                                                           Weer buiten groeten we onze begeleiders en lopen enigszins depri wegens de armoede, waarin hier in dit land miljoenen mensen moeten leven, naar het goedkope Lambert’s Bay hotel waar we inkwartieren. Onze kamers met terras en een ingebouwde braai zien uit over de straat en liggen naast elkaar op de begane grond. Om zeven uur is het tijd voor een biertje en komt er een smous aan ons balkon staan met een plastiek ‘Pickn Pay’ zak met schaaldieren. Jacob is de kok van ons vieren en keurt de crayfish als bijzonder vers en maakt de prijs af op 20 rand per stuk(destijds plus minus 2 euro). We schaffen vier flinke jongens aan. We kopen in de dicht bij gelegen Spar supermarkt een zak braaihout, bestaande uit mixt stronken Kameeldoring en Knoppiesdoring, rijst, tomaten en sla. Om moeilijkheden te verkomen (ze weten dat ik een Hollander ben en in de overlevering als zuinig te boek sta) betaal ik de hele rekening (hier is alles goedkoop) inclusief de wijnen. Jacob gaat geassisteerd door Mario aan het werk. Jonas steekt de braai al aan, want het duurt wel even voor de houtstronken tot gloeiend houtskool zijn getransformeerd. Omdat ze vermoeden dat ik als enige blanke van het groepje twee linkse handen heb en niet gewend ben er mee te werken, mag ik alleen voor de inwendige dorst zorgen.                                                                                                                                                             Het eten is verrukkelijk.                                                                                                                                         De volgende dag zitten we op 10 uur in de kerk. Deze is aardig volgelopen met voornamelijk vrouwen en kinderen en hier en daar een verdwaalde oude man. De kerkdienst verloopt vlotjes en daarna worden de dekens te voor schijn gehaald en uitgedeeld. De mensen zijn opgetogen en beginnen spontaan te zingen en te dansen. Het overschot wordt door de kerk aan de rest van de arme mensen in de wijk uitgedeeld.                      
Dan stellen Jacob,Jonas, en Mario zich bij het altaar voor in de kerk op. Jacob vraagt de kerkgangers   met ziektes, verslavingen of andere problemen naar voren te komen. Er is geen beweging. ‘Kom maar gerust,’ port hij de mensen aan. En dan loopt er een vrouw naar de drie mannen en Jacob legt zijn handen op het hoofd van de vrouw en vraagt wat het probleem is, terwijl de andere twee er met opgeheven armen bij staan. Spoedig staat er een lange rij en ik kijk gefascineerd toe naar de gebedsgenezing.             

   

No comments: