55 Dekens 1376
Het is juni, de winter staat voor de deur en
de nachten worden al kouder en vochtiger. Een Anglicaanse parochie heeft geld ingezameld
en van de opbrengst hebben ze een honderdtal dekens gekocht. Jacob, Mario en
Jonas zijn drie kennissen, die sterk bij die kerk betrokken zijn. Ze besluiten
het weekend van 12 en 13 juni naar een informele nederzetting (plakkerskamp of
township)in Lambert’s Bay, De Diamant van de Westkust, te gaan. Ze hebben mij
gevraagd om hen te vergezellen. ‘s
Morgens om 10 uur laden we de dekens in een oud verroest vrachtwagentje, die
via de N 7 daar naar toe zal rijden.
Het is een zonnige dag en wij besluiten via de R27, een route meer langs
de kust, tot in Velddrift te rijden. Het is ongeveer 280 km ver en halverwege
stoppen we net voor Vredenburg, bij de
Oudekraaifontein padstal, en eten er de plaatselijke superhamburgers. Het is een
gezellige tent met een flinke winkel erbij, waar oud gekunstelde spulletjes
gekocht kunnen worden. Verder is er een uitgebreide keuze in artisanaal
gemaakte voedingsmiddelen en snoepgoed.
Bij Elandsbaai is de Verlorenvleistroom flink buiten zijn oevers
getreden. Traag rijden we over de ondergelopen weg. Het water komt, zelfs bij
onze hoge auto, een paar keer tot boven de wielkasten. Een eind verder is de
weg geblokkeerd door een afzetting, we kunnen niet verder. Een stukje terug is
een gravelpad en die slaan we in. Via dit pad zouden we, volgens de kaart weliswaar
met een stevige omweg, ook op onze plaats van bestemming moeten komen. Hier en
daar moet er flink gas gegeven worden om de wagen door modderige stukken te sleuren.
Na een tiental kilometers wordt het steeds slechter en op een gegeven moment
komen we in een slip en belanden we aan de zijkant in een geul. We zitten vast.
Iedereen stapt uit om de wagen lichter te maken, maar de banden draaien door en
hij zakt alleen maar dieper de modder in. We verzamelen grote keien om de
ondergrond te verstevigen. Drie mannen zullen de wagen duwen en ik ga achter
het stuur zitten en geef gas. Het gaat een stukje vooruit, maar dan zakt hij
weer terug de modder in. We verzamelen meer stenen en doen een tweede poging.
De banden draaien door, de wagen schuift naar links, ik hoor, geheel tegen de
gewoonte in van zulke kerkelijke types, meerdere uitgeschreeuwde vloeken. Dan
krijgt de auto plotseling grip en ik krijg hem het hardere gravel op. Jonas en
Mario duwden aan de linkerkant en zitten van kop tot teen onder de modder. Ik
moet vreselijk lachen als ik de twee mannen zo verbaasd zie staan kijken en ook
Jacob laat zich niet onbetuigd. Ze staren me even vuil aan, als ze zijn.‘Je
bent precies zoals alle witten, ze blijven ons treiteren, alsof we vroeger nog
niet genoeg hebben geleden. We moeten altijd het slechtste en smerigste werk
doen,’ zegt Mario verongelijkt. ‘ Er moet nu eenmaal een verschil zijn.’ (wat
niet zo’n handige opmerking is van mij.) ‘Trouwens, zo met modder besmeurd
komen jullie mijn auto niet in,’ zeg ik en Jacob komt nou helemaal niet meer
bij van het lachen. Met flessen water en papieren zakdoekjes maken ze zich weer
enigszins toonbaar en ik paai de twee nog steeds mokkende mannen met de belofte
de wijn bij het eten van die avond te betalen.‘Je mag alles betalen,’ bromt
Jonas. We
vervolgen zonder incidenten onze weg.
Tegen drieën arriveren we bij de
kerk van St. Peter die Visserman. We melden ons bij de assistent priester
Jackson, die we in de kleine pastorie vinden. Na een half uurtje komen de
dekens ook op- dagen. We ontdoen het vrachtwagentje van zijn lading en deze
rijdt puffend en een dikke rookwolk achterlatend weer terug naar Kaapstad. De
dekens stockeren we in een kantoortje in de kerk. Dan meldt zich bij ons Johannes
Jansen. Hij is het hoofd van de school en tevens lid van het kerkbestuur. Even later voegt zijn neef, die ook Johannes
Jansen heet en werkzaam is op het gemeentekantoor, zich ook bij ons groepje. Ze
vertellen dat de werkeloosheid hier enorm hoog is en de enige werkgever de
chipsfabriek is. Er bestaat een plan om op het onbewerkte land van de gemeente,
wat vlakbij de kerk ligt, aardappels te planten en aan de fabriek te verkopen.
Dit schept zo werk en inkomen. Helaas blijft het tot nu toe alleen maar bij
plannen. Bureaucratie, financiering en corruptie houden het tegen. Ook de
beleidsmakers willen er aan verdienen. We lopen gezamenlijk
naar de armenwijk achter de kerk, die deels uit bakstenen huisjes en deels uit
shacks bestaat. We gaan een pandje binnen, dat uit een kleine living inclusief
een open keukentje en twee kleine slaapkamers bestaat. Een oudere dame, met over haar trui een roze
schort en een zwarte hoed op het hoofd, begroet ons bij de deur. Het valt
meteen op, dat deze woning van binnen en van buiten totaal verwaarloosd is.
Binnen is het smerig, er ligt een grote stapel ongewassen kleren op de grond,
muren met vochtplekken en het ruikt er naar schimmel. Het is duidelijk, hoewel
de huizen van de gemeente zijn, dat de bewoners ook geen enkele moeite doen om
er iets van te maken. Armoede heeft doorgaans niets met de vuilheid van een
huis te maken. Ook het tweede pand voorspelt, voor we er binnen gaan, niet veel
goeds. In het kale tuintje is een privé vuilnisbelt gecreëerd. Ook hier worden
we door een oudere dame verwelkomt en binnen ziet het er betrekkelijk schoon
uit. De karige meubeltjes zijn doorgaans stuk, het bed zonder lakens met een
kaal oud stuk schuimrubber op de bedbodem, de koelkast is kapot en zijn deur
hangt op half zeven. Hier is geen keuken. Er wordt gekookt op een gasbrandertje
op de tafel. Het toilet heeft een halve w.c. bril en over de verdere staat
zwijgen we liever. Weer
buiten groeten we onze begeleiders en lopen enigszins depri wegens de armoede,
waarin hier in dit land miljoenen mensen moeten leven, naar het goedkope
Lambert’s Bay hotel waar we inkwartieren. Onze kamers met terras en een ingebouwde
braai zien uit over de straat en liggen naast elkaar op de begane grond. Om
zeven uur is het tijd voor een biertje en komt er een smous aan ons balkon
staan met een plastiek ‘Pickn Pay’ zak met schaaldieren. Jacob is de kok van
ons vieren en keurt de crayfish als bijzonder vers en maakt de prijs af op 20
rand per stuk(destijds plus minus 2 euro). We schaffen vier flinke jongens aan.
We kopen in de dicht bij gelegen Spar supermarkt een zak braaihout, bestaande
uit mixt stronken Kameeldoring en Knoppiesdoring, rijst, tomaten en sla. Om
moeilijkheden te verkomen (ze weten dat ik een Hollander ben en in de
overlevering als zuinig te boek sta) betaal ik de hele rekening (hier is alles
goedkoop) inclusief de wijnen. Jacob gaat geassisteerd door Mario aan het werk.
Jonas steekt de braai al aan, want het duurt wel even voor de houtstronken tot
gloeiend houtskool zijn getransformeerd. Omdat ze vermoeden dat ik als enige
blanke van het groepje twee linkse handen heb en niet gewend ben er mee te
werken, mag ik alleen voor de inwendige dorst zorgen.
Het eten is verrukkelijk. De
volgende dag zitten we op 10 uur in de kerk. Deze is aardig volgelopen met
voornamelijk vrouwen en kinderen en hier en daar een verdwaalde oude man. De kerkdienst
verloopt vlotjes en daarna worden de dekens te voor schijn gehaald en
uitgedeeld. De mensen zijn opgetogen en beginnen spontaan te zingen en te
dansen. Het overschot wordt door de kerk aan de rest van de arme mensen in de
wijk uitgedeeld.
Dan stellen Jacob,Jonas, en Mario zich bij het
altaar voor in de kerk op. Jacob vraagt de kerkgangers met
ziektes, verslavingen of andere problemen naar voren te komen. Er is geen
beweging. ‘Kom maar gerust,’ port hij de mensen aan. En dan loopt er een vrouw
naar de drie mannen en Jacob legt zijn handen op het hoofd van de vrouw en
vraagt wat het probleem is, terwijl de andere twee er met opgeheven armen bij staan.
Spoedig staat er een lange rij en ik kijk gefascineerd toe naar de
gebedsgenezing.
No comments:
Post a Comment