31 Vlooien 416
Eind jaren 60 van de vorige eeuw woonden we op het Klein Heilig Land. Een smal straatje in het hart van Haarlem en zijstraat van de Gedempte Oude Gracht. Schuin tegenover ons bevonden zich, in de oude panden, magazijntjes met veel geblutst antiek koper. 'Hoe komt u aan al de oude koperen potjes en pannetjes? Waar haalt u dat allemaal vandaan?' vroeg ik. De man antwoordt niet zonder trots, 'wij maken antiek en voeren het dan naar Amerika uit, ze zijn er gek op en het verkoopt goed.' Beneden ons woonde een blonde kunstenaar, Erik, met een zeer knappe eveneens blonde vriendin. Een aardig koppel, maar het laatste half jaar begon hij steeds meer midden in de nacht keihard psychedelische muziek te draaien. Wij wilden dit toch even met hem bespreken om de beslist mooie muziek tot een paar keer per week in de nacht te beperken. Dus nodigden we Erik om een uur of vier uit, dan was hij op zijn best, een biertje te komen drinken. Ik trachtte hem met het argument, 'ik moet namelijk werken weet je wel,' te overtuigen meer tijdens de dag muziek op volle geluidssterkte te draaien. Hij vond werken een achterlijk soort van tijdsbesteding. 'Ik krijg geld uit de Contra- prestatie van het rijk,' zei Erik, terwijl hij ons zoetsappig toelachte. ' Ik heb honger,' en hij ving de enige goudvis die in een kom op tafel rondzwom en wilde hem levend en al in naar binnen happen. 'Ongebakken is dat niet lekker,' zei ik en hield zijn hand vlak voor zijn open mond tegen. Hij mikte de vis weer terug in zijn kom. Onze benedenbuurman verwaarloosde zich steeds meer en was meer met drugs en drank bezig dan met eten en kunst. De laatste keer dat we hem opzochten was in het ziekenhuis. Als een triest skelet met zijn vettige lange haren over zijn ingevallen gezicht lag hij in het ziekenhuisbed. Toen hij even bijkwam fluisterde hij; 'Ik ben mijn vriendin en al mijn tanden kwijt.' Het was die zomer erg warm en in ons oude pand was veel hout verwerkt. We moesten onze poes laten onderduiken in de straat bij een paar gedeserteerde Amerikanen, die de oorlog in Vietnam wilden ontlopen. Oorzaak houtvlooien. Ik heb bij de buurman om de hoek, Jean-Pierre, zijn stofzuiger geleend, en al het ongedierte opgezogen. Daarna het apparaat weer netjes bij hem teruggezet.
Twee dagen later komt J.P. vragen; 'Hebben jullie ook zo'n last van vlooien?' Misschien had ik de stofzuiger wel moeten schoonmaken?
No comments:
Post a Comment