49
Surprise 1056
Ik sta bij
Trisuli Beach aan de oever van de gelijknamige rivier, wier groene water op dit
punt vrij sloom voorbij glijdt. Een aftands busje met doorgezakte zetels heeft
ons groepje van acht uit België, met onze bagage van uit Kathmandu, hier
afgezet. We zijn op weg naar het Royal Chitwan National Park, het oerwoud in
het zuiden van Nepal. Twee
rubberboten dobberen aan de kant. Terwijl we aan een kopje thee slurpen, kiezen
we een reddingsvest en helm uit. We moeten elkaar helpen om het touwensysteem
van het vest goed strak vast te krijgen. Ook een passende helm vinden, die niet
wiebelt op het hoofd of elk moment voor je ogen gaat hangen, is niet gemakkelijk.
Het materiaal is al wat jaartjes oud en heeft dus zijn beste tijd gehad. De
bagage wordt in waterdichte tonnen gestopt en op een van de boten met touw
stevig vastgesjord. De twee volwassen vrouwen, Lydia en ik, zullen met de
bagageboot meevaren, de rest, vier mannen en een meisje van twaalf en haar
broer van zestien gaan in de andere boot. Drie Engelsen, alle ervaren
kanovaarders, zullen ons met hun kano’s op onze tocht vergezellen. We drijven
langzaam met de stroom mee en de bemanning van de andere boot krijgt peddelles.
Ze leren de verschillende commando’s, zoals links- of rechts peddelen, links –
of rechts vaart minderen, helemaal niet peddelen of allen hard peddelen. De
bevelen van de Nepalese schipper moeten stipt opgevolgd worden. Wij, op het
bagageschip, hoeven niets te doen.
Elke keer valt me de intense
stilte in dit land op, als we ons buiten stedelijke gebieden bevinden. Alleen
vogels laten, in de lichtjes ritselende bomen, van zich horen en soms een
krijsende aap. De brede rivier slingert zich langzaam stroomafwaarts tussen de bergwanden.
We horen een geruis dat steeds luider wordt. De Monkey- Rapid is in aantocht.
De voorste boot krijgt nu echte snelheid. De bemanning zet zich schrap met de
peddels in aanslag. De schipper schreeuwt bevelen. Rechts, links, allemaal. De
kop van de boot duikt de diepte in, richt zich weer op, dan gaat de linker kant
omhoog, daarna de rechter. Het water stroomt als een wirwar langs de boot. En
zo heftig als het begonnen is, is het nu weer rustig. Dan volgen de kano’s, die
soms helemaal onder water lijken te verdwijnen. Nu worstelt onze boot zich door
de stroomversnelling. We worden drijfnat en woest heen en weer geslingerd. Ik
houd me zo krampachtig vast dat mijn vingers en armen, na het geweld, aardig
verkramt zijn. We hozen de boot leeg en door de wind en de brandende zon drogen
we weer snel op en smeren ons opnieuw in met zonnebrand factor vijftig. Hierna
volgen nog de Beni-Ghat, Ladies Delight
and de Upset stroomversnellingen, de één nog wilder dan de ander. Een uurtje
later varen we rustig naar de kant en klauteren een bergrug op, om van een
uitzichtpunt de volgende stroomversnelling te aanschouwen. De schipper legt
uit. ‘We zijn laat in het seizoen en het water in de rivier staat hoger, dus de
stroomversnellingen zijn ook wilder. Wat jullie daar beneden zien is de
Surprise Rapid. Een van de ruigere jongens, vandaar de naam Surprise.’ Het
wilde spektakel in de diepte doet ons direct geloven, dat hij geen sprookjes
vertelt of ons wil bang maken.
Terug
op het water worden de bevelen en de daarop op te volgen handelingen in de
eerste boot nog eens gerepeteerd en dan
maak hij flink vaart en stort zich in het geweld. De boot wordt als een waanzinnige
door elkaar geschud. Hij steigert als
een paard dat op hol slaat en gaat stijl omhoog, klapt dan weer op het water. De schipper
schreeuwt bevelen, maar bijna niemand kan goed peddelen en moet zich vasthouden
om niet uit de boot geslingerd te worden. Golven slaan over de boorden.
Plotseling is het weer rustig en begint de bemanning het water uit de boot te
hozen, terwijl ze kijken hoe wij ons in de stroomversnelling storten. Onze
schipper staat fier op de achterkant van de boot waaraan ook zijn veredelde
peddel aan vast zit, die dienst doet als roer. Met twee handen en het gewicht
van zijn lichaam trekt en duwt hij er aan en probeert uit alle macht de boot in
het midden van de stroomversnelling te houden. Maar de van verschillende kanten
komende stromingen, die zich naar beneden storten, vormen daar een ziedend
kolkende watermassa. De boot wordt opgetild, met de onderkant op een rots
getorpedeerd en dan onderste boven weer het water in gesmakt. Ik ga kopje onder en als ik weer boven kom,
dringt het tot me door dat ik in het water lig en onder de boot terecht gekomen
ben en de handgrepen waar ik me aan vasthield heb moeten lossen. Ik voel geen
paniek. Er zit lucht tussen de bodem van de boot en het water, ik kan dus adem
halen, maar het is wel donker. Ik tast de boot af, voel de rand, haal diep adem
en duik er onder door en kom boven water. Vlakbij zie ik Lydia op haar rug
drijven. De stroom loodst me naar haar toe. Ze grijpt mijn arm, en dan drijven
we hand in hand, zoals ons gezegd is eerder die dag bij de briefing, op onze
ruggen in het wilde water. Een krachtige golf slaat over ons heen, en we moeten
elkaar loslaten om niet te verdrinken. We drijven uit elkaar. Een van de kano’s
komt bij me langs, ik klem me vast aan de zijkant en de boot helt gevaarlijk
slagzij, maar moet dan door het watergeweld weer lossen. In een flits zie ik
dat Lydia door een andere kano is opgepikt en er achteraan hangt. Ik wordt als
het ware door de stroomversnelling uitgespuugd en kom in rustig water. Ik krijg
een plas water binnen, verslik me en krijg een vreselijke hoestbui. Enigszins tot bedaren gekomen, zwem ik naar
de eerste boot en wordt aan boord gehesen. De
schrik zit er goed in en de lust voor nog meer stroomversnellingen is
verdwenen. Dus varen we met de omgekeerde bagageboot op sleeptouwen een stukje
verderop en slaan ons kamp op een groot stuk strand op.
De onfortuinlijke omgeslagen boot wordt met
man en macht omgedraaid en wonder boven wonder zijn alle spullen, zoals
kleding, camera’s en het voedsel droog gebleven.
No comments:
Post a Comment