50 GPS 1502
We
komen net op tijd in Colmar aan om met de auto, ons bij het station gelegen hotel,
te kunnen bereiken. De straten worden afgezet voor de jaarlijkse parade ter ere
van de veertiende juli, de Franse nationale feestdag. Alle belangrijke
ambtenaren zijn present. Gewichtige politiemannen, gestoken in gala uniform met
meestal borstelige snorren, militairen, die kaarsrecht en met de borst vooruit lopen,
gekleed in vol tenue en fier op hun opgespelde lintjes, met blikken in hun ogen
die niet veel goeds uitstralen voor de vijand. Oorlogsveteranen, een sterk
slinkend aantal onverwoestbare oude knarren met militaire onderscheidingen
gedecoreerd, die er heel bescheiden bijstaan, terwijl we toch onze vrijheid aan
hen te danken hebben. Ook de brandweer is uitgerukt met alle beschikbare opgepoetste
rode brandweerwagens, waaronder enkele door pruttelende motoren voortgedreven
fraaie old timers. De brandweer geeft wat lengte aan de paradestoet. De oude vehikels
laten zo nu en dan even de schorre sirenes loeien, zodat het volk er op attent
gemaakt wordt dat het defilé gaat beginnen. Een
legertje notabelen en hogere ambtenaren heeft zich met hun echtgenotes op de
bescheiden tribune neergezet. De
burgemeester met een sjerp, zijnde de Franse vlag, die om zijn middel is
gedrapeerd en zijn prominente bierbuik mooi accentueert, is het middelpunt van
de feestvreugde. Zijn nogal gezette vrouw heeft een decolleté van jewelste en haar
blonde kapsel heeft ze versierd met een veelkleurige grote ronde hoed. Ook de andere echtgenotes hebben zich niet
onbetuigd gelaten en zien er op hun paasbest uit. Ze knabbelen aan de
rondgebrachte hapjes en drinken een koel glaasje champagne. Het gewone volk
heeft zich op de stoep langs de straten opgesteld. Die
avond knalt er een ruim vuurwerk over de stad, waarvoor een talrijke menigte
met hun kinderen is uitgelopen. Als apotheose wordt, onder luid gejuich, om de vaderlandsliefde te accentueren een knetterend raamwerk ontstoken in de
kleuren van de Franse vlag. Alles in dit rustige
plaatsje is Duits, zoals de namen van de mensen en de winkels. In het centrum
staan typische Elzasser huizen met hun glooiende pannendaken, kleine ramen en
houten balken in de gevels. Waarlijk een Hans en Grietje bouwstijl. Het is door
de eeuwen heen vier keer afwisselend in Franse en Duitse handen geweest. Na de
tweede wereldoorlog is het (laten we het hopen) definitief Frans geworden.
De volgende dag vertrekken we om tien uur uit
Colmar en daar onze afspraak door een misverstand in Lausanne niet doorgaat,
tuffen we in een rustig tempo door Zwitserland, nadat ze ons bij de grens vijf
en dertig Euro hebben afgetroggeld om op hun wegen te rijden. Toen we nog in
Colmar waren hebben we enig studiewerk in de Michelingids gedaan, en hebben
toen kennis genomen van de absurd hoge prijzen, die de betere hotels en
restaurants in Zwitserland de klant aanrekenen. Dus hebben we besloten een
hotelletje juist over de grens in Italië te boeken. Ik neem contact op met het
hotel, dat meldt dat er nog een kamer vacant is. Het bevindt zich in Pellio Intelvi
en draagt de mooie naam La Locanda del Notaio. De receptioniste spreekt plaats
en naam van het etablissement met een prachtig zangerige intonatie uit, alsof
het de naam van een opera van Verdi
betreft.
De GPS wordt ingesteld en we gaan vol goede
moed op pad, tevreden dat we een redelijk geprijsde slaapplaats met inpandig
sterrenrestaurant hebben gevonden. Onderweg krijgen we alle begrip voor de
wegentol die we hebben moeten betalen, want
we rijden door de één na de andere tunnel dwars door bergen met als
apotheose de Gottard tunnel van vijf en twintig kilometer lang, maar waar we
wel geduldig in de file voor passage hebben moeten wachten. Een
stuk verder gaan we de snelweg af en worden de wegen op den duur weggetjes.
Echter wat me het meest benauwt, is dat het stijgingspercentage behoorlijk
toeneemt, terwijl de afgronden ook duidelijk zichtbaar worden. De schrik slaat
me om het hart en op mijn handen op het stuur ontstaat spontane vochtvorming en
ik zet de auto voor een S bocht, waar een minimale parkeerruimte is, aan de
kant. Ik zie het niet meer zitten en mijn vrouw neemt het stuur over, daar mijn
op niets gefundeerde hoogtevrees me danig parten speelt. De weg wordt smaller
en stijgt sterk, in een van de talloze haarspelt bochten wil een van de
sporadische tegenliggers ons passeren. De auto die omhoog rijdt heeft de
voorrang dus de tegemoetkomende chauffeur moet achteruit. Dat geeft bij haar nogal
wat geklungel. Eerst wil ze niet en geeft dat aan met een stortvloed van woorden
met bijbehorend gebarenwerk. Als wij met handen en voeten uitleggen dat wij
voorrang hebben en dat het ook een heel eind zo smal blijft probeert de
chauffeuse achteruit en omhoog te rijden. Zij is dat duidelijk niet gewend. Met
veel voors-en achteruits krijgt ze haar
Fiat de bocht in waar een uitsparing in de weg zit. We kunnen de tegenligger
passeren, vergezeld van een paar welluidende Italiaanse krachttermen.
Opgelucht komen we op een plat
stuk en gaan daar de onbemande Zwitserse grens over. Even later staan twee
stoere Italiaanse agenten (Carbenieri) breed opgesteld op het weggetje en één
geeft er het internationale gangbare stopsein, door zijn hand de lucht in te
steken. Ik laat mijn raam zakken en zeg beleeft, ‘Bon Giorno’, er aan voorbijgaand
dat het allang al middag is. Ze cirkelen om de auto, loeren bij ons binnen en
willen ook nog even de kofferbak aan een inspectie onderwerpen. De mannen
denken zeker, ‘ wat moeten die hier op dit smokkelpaadje,’ want in zangerig
Engels vraagt de wetsdienaar waar we naar toe gaan. We tonen hun het adres in
de Michelin gids. ‘Routa multi difficili, but food very good. ‘Bella voitura’,
en wijst op de auto, ‘good luck’, zegt de andere agent en hij doet een teken
dat we mogen doorrijden.
Hierna doet het
stijgingspercentage er nog een schepje bovenop en ik heb de deurkruk in mijn hand
als we door een gehucht rijden. Ik wil uitstappen, maar mijn vrouw belet dit
door een beetje gas te geven, waarna we weer zo dicht langs de rotsen rijden,
dat de deur eenvoudigweg niet open kan. ‘En wat zou ik hier moeten doen op deze
Godverlaten hoogte? Ik zal hier voor altijd moeten blijven als ik deze weg niet
meer terug durf te gaan!’ dringt het plotseling tot me door.
Eindelijk komen we in Pellio Intelvi aan. Een
klein dorpje en geen hotel of restaurant te zien. We rijden de weg nog eens
terug, maar de GPS stuurt ons elke keer weer terug naar het dorp. We vragen een
local van het dorp naar het restaurant en de vrouw wijst naar de weg waar we
vandaan zijn gekomen. We vinden niets en ik bel het hotel. De receptioniste
vertelt in perfect Engels dat de naam van de straat niet meet Piano del Noci
heet. We moeten veel verder terug rijden. We zijn zo blij dat we er zijn dat we
spontaan de leveranciers ingang inrijden, merken onze fout te laat op en ik moet
met veel gehannes de auto over het bochtige weggetje er weer achteruit uit
rijden. Even verder parkeren we op de grote parking, en melden ons aan bij de vrolijke
receptioniste, die ons de sleutel geeft van onze prachtige ruime kamer met
uitzicht op de tuin en een vijver waar aan de rand een enorm, in een hoepelvorm
gemaakt, ijzeren kunstwerk staat. We douchen de stress van ons af en maken
daarna een wandeling door de tuin. Een bedwelmende geur overvalt onze
zintuigen. Overal staan de perken vol met roze, rode en witte rozenstuiken. We
zitten op een bankje te genieten van de ondergaande zon, die tussen kleine
witte wolkenvlekken achter de bergen, in de schemering overgaat. We krijgen
honger en dorst en wandelen naar het restaurant, alwaar we genieten van een flesje
heerlijke Pino Gricio en een subliem diner.
Die
nacht krijg ik een hevige nachtmerrie bestaande uit een droom met ijzellink wekkende
afgronden met een tegenligger die niet opzij wil, zodat de auto half over de
rand van de weg komt te hangen. Dan is er ook is er een weggetje, dat zo smal
is, dat de wagen komt vast te zitten tussen de rotswanden. Ik slik twee
homeopathische anti –paniek pillen, terwijl het in mijn kop begint te malen,
dat ik morgen weer die weg naar beneden moet nemen. Dan nog maar een pil en val
dan eindelijk weer in slaap. De volgende morgen na het ontbijt rekenen we af
bij de receptioniste en vraagt mijn vrouw of er ook een andere weg is richting
Verona. ‘Ja,’ zegt ze, ‘ jullie moeten zeker niet weer die onmogelijke weg van
gisteren terug nemen, maar voorbij
Pellio Intelvi rijden en dan de weg naar beneden naar het Gardameer
pakken. Dus absoluut niet terug rijden. Even later zien we,rijdend over een
heerlijk brede weg, het meer beneden ons liggen.
Dit was dus ook de weg, die we naar Pellio
Intelvi hadden moeten nemen. Niet altijd naar de GPS luisteren!
No comments:
Post a Comment