Monday, April 1, 2013


43 Nieuwsgierig 841
Ik rijd op de Italië Lei in Antwerpen en moet rechts af slaan. Ik geef de bejaarde fietsers, die op de natweg peddelen, netjes hun voorrang. Achter mij staat een ongeduldige automobiliste hevig te toeteren en lichtseinen te geven. Het duurt blijkbaar te lang. De fietsers zijn voorbij en ik wil net gas geven als de achter mij staande, ongeduldige autobestuurster, met een hevige klap op mijn achterkant inrijdt. Ik rijd de natweg over en stop op de hoek. Aangezien er aan de andere kant auto’s voor het stoplicht staan, kan de ongeduldige vrouw me niet passeren. Ik stap uit en bekijk de schade. Een flinke deuk aan de achterkant, dus stap ik op de andere wagen af. Hier gaat het portier open en een lange, zeer bevallige dame met veel blond haar, zwaar opgemaakte ogen en andere make-up, komt haar auto uit. Ze is gekleed in een strak zwart, zeer kort jurkje, waaruit ellenlange benen steken.  Een deel van haar boezem laat zich in volle glorie tonen.                                                                                                                                        ‘Waarom rijdt u tegen mijn auto aan?’ vraag ik. ‘Ik heb haast en u staat daar gewoon op de openbare weg stil,’ is het antwoord. ‘Ik stop voor die fietsers, zij hebben voorrang, maar daarom hoeft u mij toch niet aan te rijden?’ Ze loopt terug naar haar auto en ik naar die van mij. Ze wil wegrijden, maar de wagen heeft zich nog geen halve meter verplaatst als ik snel achteruitrijd en haar klem zet. Ze kan geen  kant meer op, ook al omdat achter haar wagen iemand zijn auto geparkeerd heeft. Ik bel de politie, zeg dat ik opzettelijk ben aangereden en de dader weg wil rijden. De agent belooft dat er binnen vijf minuten iemand ter plekke is.                                                                                                      De vrouw is niet blij dat ik de politie er bijhaal. ‘Wij regelen dit hier in België onderling.’ ‘Waarom probeert u dan weg te rijden, als u het onderling wil regelen?’ vraag ik. ‘Ik woon trouwens al dertig jaar in België, ik weet wel hoe het er hier aan toegaat.’ Ze begint mij uit te schelden voor van alles en nog wat en met hoofdthema, het Hollander zijn van mijn persoon.                                                                                                                                                        Er heeft zich ook al aardig wat, vooral mannelijk publiek, verzamelt, die niet weet wat er gebeurd is, doch de kant van de vrouw neigen te kiezen. Ik ben behoorlijk opgelucht als er twee mannen in blauw met een combi arriveren. Blijkbaar werken de politiemannen als olie op vuur en begint de dame deze heren, in onvervalst plat Antwerps, zaken naar het hoofd te gooien, waar zij, die heus wel wat gewend zullen zijn, even sprakeloos van zijn. Met open monden staren zij het uitdagend mooie brok verbale geweld aan. Dan herpakken de heren zich en wordt de vrouw, die nu in een furie is veranderd, door de agent gesommeerd in het busje plaats te nemen. Ze weigert. Dan vatten de twee haar elk bij een elleboog vast, tillen haar tot vlak boven de grond op en dwingen haar de politiewagen in, terwijl ze met haar pumps, voorzien van hoge naaldhakken, probeert de mannen te schoppen. Helaas verliest ze de schoenen en deze vallen op straat. Eenmaal in de combi gilt ze om haar schoeisel en de kleinste van de twee agenten raapt ze op en geeft ze aan de vrouw, die hierna nog met een slaande beweging de politieman met een van haar schoenstiletto’s probeert in het gezicht te raken.                                                                                                                                                                 Ik moet met mijn auto de politiecombi volgen naar het bureau. Hier aangekomen worden we verzocht plaats te nemen op een bankje in de hal van het grote gebouw, een soort Atrium, waar drie verdiepingen met wandelgalerijen zijn, die toegang tot kantoren geven. We worden er dringend opgewezen te zwijgen, tot we gevraagd worden een verklaring af te leggen. Zo niet, worden we zonder scrupules opgesloten.                                                                                                                                                                 Dat er een hele mooie opstandige vrouw in de hal zit, gaat als een lopend vuurtje door het gebouw. Uit de burelen komen achteloos politiefunctionarissen voorbij lopen, die een blik op haar werpen. Het is nu echt veel drukker in de hal.                                                                                                                                        Mijn buurvrouw begint er weer over dat we hier in België altijd alles onderling regelen, ze weinig tijd heeft en door mijn schuld hier nu zit. Ik houd mijn kiezen op elkaar, hoeveel moeite me dat ook kost. Doch mijn zwijgen brengt de ongetemde feeks weer op het kookpunt. Ze begint op schelle, hoge toon te schreeuwen, dat het door het hele gebouw weergalmd. Op alle gaanderijen gaan de kantoordeuren open en hangen de mensen over de reling. De vrouw wordt nog een keer duidelijk gemaakt te zwijgen. Terwijl ik wordt meegenomen om een verklaring af te leggen over het gebeurde springt de blondine overeind en protesteert luidkeels, dat zij eerst aan de beurt is en haast heeft. ‘ Zodra u bent afgekoeld bent u aan de beurt. Als u lawaai blijft maken gaat het de hele dag duren,’ wordt ze te verstaan gegeven.                                                                                                                         

Ik heb er verder niets meer over gehoord en de verzekering heeft de schade uitgekeerd. 
  

No comments: