Sunday, May 10, 2020




         466                                             66 Beijing, het Tiananmen Plein


We lopen langs de muur van de Verboden stad en komen zo in een lange rij geduldig aanschuivend volk terecht op weg naar het Tiananmen plein of te wel; het plein van de Hemelse Vrede. Het grootste plein ter wereld. Vanwege het met bloedig geweld neerslaan van het studentenprotest op 4 juni 1989  met honderden doden tot gevolg, is de naam zachtjes gezegd wel behoorlijk cynisch.
De veiligheidsmaatregelen zijn zeer streng om op het gigantische plein te komen. Het is bloedje heet, gelukkig geven bomen de broodnodige schaduw. Eindelijk zijn we door de controle en worden meteen geconfronteerd met een enorm portret van de ex grote roerganger Mao, dat (ont)siert  onze eerste blik op dat deel van het plein waar de poort van de Hemelse Vrede is. Deze poort is tevens een ingang naar de Verboden Stad.
Aan de linkerkant liggen gigantische regeringsgebouwen, waarvan er een de grote volkszaal is, waarin het Chinese parlement is gevestigd, in de welke wel 1000 mensen kunnen vergaderen. Er is ook nog een spoorwegmuseum en het Nationaal Museum van China. Dominant manifesteert zich ook de obelisk ter ere van de volkhelden van de revolutie. En natuurlijk het mausoleum van Mao, voor vele nog een held. Deze held heeft onder andere gedurende de culturele revolutie slechts enkele miljoenen mensen over de kling gejaagd. Alleen al voor dit wapenfeit verdien je zulk een eerbetoon.
Een drukke brede boulevard met autoverkeer snijdt de plek in twee delen, wat wel jammer is.
We lopen niet het hele plein af, want het is eenvoudig te groot en we hebben al genoeg gelopen in de hitte. Het is ook niet zo speciaal, dus het gevoel er te zijn geweest is genoeg en we besluiten de auto weer op te zoeken.  Het is dan nog eens een hele wandel terug naar de parkeergarage. Taxichauffeurs willen ons er niet naar toe brengen, ze vinden het ritje te kort en het is te druk.
Eindelijk aangekomen kunnen we de auto niet vinden. We voelen ons behoorlijk lullig, want we zijn zeker dat we hem hier achtergelaten hebben. We lopen rond, zoeken, gaan weer naar buiten en naar binnen en het is al zo warm, we hebben dorst en moeten naar de w.c. Tenslotte ontdekken we een andere lift en nemen deze naar beneden, en ja hoor, tot onze grote opluchting staat daar de wagen trouw in het hoekje te wachten, waar we hem hebben achtergelaten. Ook vinden we een openbaar toilet, waarvan er in China ruimschoots voldoende zijn. Op de hoek van de garage kopen we bij een stalletje lekker fris water.

We scheuren op de bekende  wijze weer terug naar het schip zonder echt acht te slaan op de verkeersregels en komen behouden aan. We permiteren ons wel even een kleine siesta voor het avondeten, daar we wel een beetje stukgelopen zijn.

Sunday, May 3, 2020




        65                                           690 Peking, de Verboden Stad



Om negen uur verlaten we de douane hal en zien onze chauffeur reeds met ronkende motoren onder aan de trap klaarstaan. Op naar Beijing, zo'n 150 km ver en zijn Forbidden City. Nikki alias Heng Lada Lauda heeft er zin in en in een bovennormaal tempo stuurt hij zijn, ik denk opgevoerde Lada, door het verkeer. Wij, de passagiers, geven ons over aan onze sinds gisteren aangeschafte leermeester Boeddha en laten alweer Gods water of Gods akkers vloeien.
We komen veilig aan in de hoofdstad, alwaar het verkeer stapvoets gaat. We zijn niet de enige op weg naar de grote attracties. Kaartjes om de Forbidden City in te komen zijn al maanden uitverkocht, maar ik weet uit ervaring dat in communistische landen de corruptie welig tiert en geld deuren kan open maken, die voor de niet zo handige toerist of modale inwoner gesloten blijven. En zo geschiede;
We hebben eerst geluk met het vinden, niet zo ver van onze bestemming, van een parkeerplaats in een parkeergarage. We wandelen met Heng naar de F.C. en moeten goed bijelkaar blijven want de drukte neemt akelig benauwde vormen aan en het is dan ook nog eens bere warm.
Vlakbij de muur van de F.C., in de krioelende massa spreekt ons een Chinese jonge man aan van zo'n 25 jaar. 'Willen jullie kaartjes en een gids,' We knikken van ja, en dan begint een eindeloos gepalaver tussen de verkoper /gids in het Chinees en ook tussen ons, maar dan in het Engels, dat hij vloeiend beheerst. Eindelijk is er een plaats en uur met onze chauffeur afgesproken waar we ons weer zullen ontmoeten. Voor Heng geen kaartje, de jonge man die zich voorstelt als Deng, is behoorlijk zenuwachtig en kijkt steeds om zich heen en doet nogal neerbuigend tegenover onze Heng. Ook de prijs is rond. 600Yuan p.p. zijnde 80 euro. 'Veel te duur natuurlijk, maar wat moet je anders.'
Het is een aardig stuk lopen naar een ingang en de gids loopt zo snel, dat we hem dreigen kwijt te raken in de massa. Ook lijkt het of hij bang is dat hij wordt gevolgd. Eindelijk komen we aan bij een ticketloket en vraagt Deng ons geld om ze te betalen. Hij haalt de kaartjes, die bijna niets kosten en hij al blijkbaar eerder besteld heeft als gids.
We zijn eindelijk binnen en lopen langs grote  oude Chinese gebouwen en over vele pleinen. Alles zeer ruim opgezet.
Dan gaan we in de schaduw zitten en vraagt onze gids om zijn geld. Ik zeg hem dat we betalen als de toer geleverd is, want ik ben bang, dat hij hem smeert met kaartjes en al en wij verloren zijn, omdat we niet weten, waar het redez-vous met onze chauffeur is. Deng wordt behoorlijk agressief, maar ik houd voet bij stuk. Hij krijgt zijn geld als we weer bij onze chauffeur zijn. Na een tijdje dreigen en lekker kwaad wezen, beweert hij al een bedrogen te zijn, en klanten hard zonder te betalen weggelopen zijn. Wat ik me wel kan voorstellen met zo'n arrogante gids, maar ik zeg maar niets. Hij vertelt dat hij een rijk man is en huizen in Londen bezit. 'Fijn voor jou,' zeg ik. 'Ik loop met een stok, dus hard weglopen zal in mijn geval wel meevallen,' zeg ik lachend, maar de Chinees heeft weinig gevoel voor humor en blijft maar doorzeiken. Tenslotten haalt hij bakzeil en vertelt ons wat van de geschiedenis van het complex en bezoeken ook wat gebouwen van binnen. De heersers in de oude tijden waren niet te bleu om zacht gezegd 'wat' optrekjes neer te planten. Deng groet de suppoosten, dus ze kennen hem wel hier.   
Er zijn heel wat stelletjes die gaan trouwen en de dames zijn allemaal gekleed in sierlijke rode jurken en worden druk gefotograveerd met de prachtige gebouwen als achtergrond.
Na drie en een half uur zijn we weer terug bij onze chauffeuren en betalen we netjes de gids, die al weer wat vriendelijker is geworden de laatste twee uur.
We hebben in iedergeval een deeltje van de verboden Stad gezien.

Saturday, May 2, 2020



      64                                              838 The Great Wall

Ons schip 'The Sejourn' meert om een uur of elf af in Tianjin, de haven van Beying wat zo'n 180 km landinwaarts ligt. Daar het al vrij laat is gaan we als de wiede weerga van boord. We hebben al een visum in Londen aangeschaft, die ons vlot door de douane laat gaan. Buiten het douanegebouw aangekomen wil ik onderhandelen met een taxifixer, (onderhandelen is mijn hobby) maar tot mijn spijt valt er niets te ritselen. De prijs is 1500 yuan per dag, 'basta, te neme of te late, maakt de barse fixer me duidelijk. Dat is zeg maar 190 euro. (Vergeleken met de afleggersprijzen die ze op ons schip rekenen is het heel redelijk).
We maken kennis met onze chauffeur van zo ongeveer veertig jaar, die ook zo ongeveer twee woorden Engels rijk is, zijnde yes en no. Maar geen paniek, zijn telefoon heeft een vertalerapp.
Wij spreken Engels in de cellphone en er komt Chinees uit, en natuurlijk visa versa andersom.
Het werkt perfect.
We lopen naar zijn wagen als er een bevallige vol zwartharige dame vrij agressief vraagt of ze mee mag rijden. Ik herken in haar de ongeveer dertig jarige Amerikaanse vrouw, die lezingen geeft op de boot over China. En laat zij nou juist het type zijn wat ik niet de hele dag als gezeltschap wil hebben, nl een dominant Amerikaans persoon, die alles beter weet, en je dus geen eigen baas meer bent voor die dag. Ik zeg haar een beetje bot dat ik het niet wil. De junior prof van de Michigan uni is zichtbaar teleurgesteld.
Omdat het 1 mei is viert heel China vier dagen lang de dag van de arbeid. We zijn dus niet de enige die op weg zijn naar de Grote Muur. Het saaie gedeelte op de vierbaans weg is qua drukte te doen, maar dan slaan we af en wordt het een tweebaansweg. Het is groen en heuvelachtig, dus aangenaam om doorheen te rijden. Een beetje natuur na al dat oneindige water op zee doet deugd. maar al spoedig wordt het zo druk dat het laatste stuk zelfs stapvoets gaat. En zo mooi is de natuur nou ook weer niet, dat dit het rechtvaardigt. We rijden door klein lelijke boerendorpjes met hier en daar een terrasje. De verleiding is groot, maar we besluiten ons daar niet op te verpozen, daar we ook weer terug moeten en we niet weten hoe lang het duurt wanneer we zullen arriveren.
Tenslotte zien we na drie uur in de heuvels de bruine muur slingeren. Een imposant gezicht. Een stief kwartiertje later zijn we op onze bestemming en strekken we de stijve benen. Onze chauffeur Heng zet ons af en gaat de auto parkeren. Op een pleintje is het een vrolijke drukte met een aantal souvenirstalletjes en daar kopen we ook de entree kaartjes. We gaan de muur op via hoge trappen. Een hele klus voor de oudere doorgaans kleine Chinezen en mij met mijn slechte knie. Dit gedeelte is duidelijk gerenoveerd, het ziet er goed uit voor zo'n oud gigantisch bouwwerk. De muur is breed  en op gezette afstanden versterkt met torens. We bestijgen een stijle trap en hebben op de toren een groots uitzicht over de vallei en rondom liggende heuvels. We zien de muur als een gigantische slang zich over het landschap slingeren. We lopen een tijdje rond. Ik heb het idee dat Susie met haar weelderige blonde haren ook een grote attractie is en net zo veel wordt gefotograveerd als de muur zelf. Hele families maken kiekjes met ons in hun midden. Kinderen spreken ons aan met 'hallo, how are you?' en zijn fier als hun familie ziet dat ze antwoord van ons krijgen. Het is dus zeer gezellig en wij voelen ons VIPS met al die aandacht. Daarna bezoeken we een tuin met wat oude gebouwen en drinken een flesje water bij een fontein.  Het zal dertig graden zijn, dus blijven zoveel mogelijk in de schaduw. We slaan het doolhof, dat in de tuin gelegen is maar over, het bevindt zich zonder bescherming onder de volle koperen ploert.
Teruggekomen bij de kraampjes zien we onze Heng naar ons zwaaien. Ik had hem eigenlijk niet herkent, voor ons lijken Chinezen wel een beetje op elkaar. We stappen na een sanitair uitstapje in de auto. Het eerste uur gaat zeer traag en we dommelen wat in. Dan komen we op de snelweg en ontpopt Heng zich als een eerste klas Nikki Lauda. Hij haalt links rechts troelala in en schuwt niet hiervoor dikwijls de vluchtstrook te gebruiken. Ik zeg Susie maar een beetje te gaan soezen en niet uit de raampjes te kijken. Er is trouwens toch niet veel te zien. Ik doe wat ik in Nepal heb geleerd en laat Gods water over Gods akker lopen en relax en laat Heng's rijstijl dus maar over me heen komen. De 'Boeddhistische Mind', ogen geloken en verstand op nul.
We komen veilig bij het schip aan en spreken voor de volgende dag om negen uur weer af met onze chauffeur en wensen hem 'wan shang hao' oftewel goedenavond. 

Friday, August 16, 2019


63                                                        Petropavlovsk Kamchatka                                                                        1197

Op een druilerige donkere, koude zondag op 24 mei gaan we na een stevig ontbijt om 10.30 in Petropavlovsk de boot af. De stad is gelegen op een schiereiland in het noord oosten van Rusland boven Japan.  We hebben geen visum, maar gewapend met een shuttlebustoerticket laat de immigratie, na een grondige maar toch vriendelijke Face to Face confrontatie,  ons door de douane. De rondlopende mannen in functie in de vertrekhal zijn meestal jong, met doorgaans wat puistjes in het bleke gezicht en op het hoofd een beetje malle te grote petten. Ze lijken ongeïnteresseerd met een blik van; ’we staan hier ook maar voor ons nummer.’ We dralen wat rond en weten niet wat te doen, want er staan geen taxi’s buiten. Met de shuttle bus gaan is nooit spannend, dus dat doen we dan ook niet. Terug in de hal zie ik een jonge dame staan met een bord; Panda Tours Exclusieve. Ik spreek haar aan en vraag of ze een rondtoer doet in de stad. Ze antwoordt in vloeiend Engels en bevestigt, dat dat geen probleem is. We onderhandelen de prijs en komen snel tot een akkoord op $100 voor drie uur. We zijn al lang blij dat we kunnen vertrekken. Tamara, de Panda dame, belt een wagen. Na tien minuten belt ze weer en dan wordt ze gebeld en dan belt Tamara weer. Enfin, na een half uur geloven we er niet meer zo in. Maar geduld schijnt toch een mooie zaak te zijn, want plotseling komt het bericht dat de auto in aantocht is. We gaan naar buiten en zien een oud vuil wit lijk met overal blutsen en los hangende carrosserie  op ons afkomen. Eén koplamp brandt zwak, de ander niet. Het moet een Lada zijn, het topmerk van de Russische automobiel geschiedenis. De chauffeur, die uit de wagen klimt, heeft een over weelderige, rood bos haar en is gekleed in dierenvellen  en een bontmuts prijkt op haar, ik moet zeggen, zeer bevallige hoofd.                                                                     ‘Moet kunnen,’ denk ik. Natasja stelt zich voor als Natasja en we klimmen achter in. Ik schuif met mijn voet wat rommel opzij en er is een vochtige plek, gelukkig in het midden, zodat onze achtersten het kunnen drooghouden. Tot mijn verbazing gaat Tamara voorin zitten, om als gids ons van haar lieflijke stad kond te maken. We rijden de plaatselijke berg op om van uitzicht en vulkaantrechters te kunnen genieten. De auto blijkt zeer goed te rijden, en Tamara stuurt hem in een behoorlijk vaartje de kronkelende de berg op.  Op een uitzichtplek aangekomen stappen we uit en lopen door de sneeuw naar de rand van de parkeerplaats en zien geen bal. Het hele uitzicht heeft zich verstopt in een dichte mistige brij. ‘Tant pis,’ denk ik en we stappen weer in. Op de weg terug stoppen we halverwege op een plek waar je zeer schoon water kan tappen in meegenomen flessen, kruiken of plastic bidons. Om te bewijzen dat het water veilig is, drinken de dames het zo uit de leiding. Ik pas voor deze proef. Russische magen worden automatisch van bacteriën verwijderd door hun dagelijkse inname van glaasjes wodka. Weer in de stad aangekomen stoppen we op het Lenin plein, omgedoopt in Theater plein. En zoals verwacht wordt het plein gedomineerd door een enorm standbeeld van Lenin, over zelfverheerlijking gesproken! Het theater is een niet onaardig gebouw.  Nu gaan we naar de beren op het plein. Even verderop zien we een grote groene met mos beklede beer met  twee kleintjes.  Zeer kunstig gemaakt. Verder is er nog een standbeeld van Jean François de la Perouse, die de Grote Oceaan in kaart aan het brengen was en in  Petropavlovsk in 1787 een tijdje verbleef. We rijden weer een stukje en stoppen bij een ruïne van een afgebrande kerk. Daarnaast is een klein houten kerkje gebouwd, de Sint Alexander Nevski kerk, heel gezellig binnen met overal oude en nieuwe Iconen. Genoeg standaards om kaarsjes te branden, die in een winkeltje in de kerk verkrijgbaar zijn. Ik koop er vier en steek ze aan  bij St. Franciscus. Er zijn geen banken, dus iedereen staat tijdens de dienst. Daarna bezoeken we de Heilige Drievuldigheid Kathedraal met zijn gouden domes. Binnen kan je in een koepel kijken, die heel hoog is en prachtig beschilderd. Er hangen ook te kust en te keur mooie iconen.  Ik moest dringend naar het toilet en Natasja vraagt een rondlopende kuisvrouw waar die zich bevind. We moeten een trap naar beneden volgen. Vervolgens komen we in een labyrint van gangen terecht onder de kerk. Veel deuren doch allemaal op slot. Na wat ronddwalen komen we achter de kerk weer op de begane grond terecht. We weten niet welke kant op te gaan , maar dan brengt een vriendelijke dame uitsluitsel. De toiletten zijn om de hoek aan de overkant. Het werd tijd. Het ophouden van de plasdrang is wat nijpender door mijn al wat oudere prostaat. Een verademing wanneer het lozen een aanvang neemt.                                                                                                                                                          Mijn partner heeft inmiddels een amusant gesprek voor de kerkdeur met een Russische orthodoxe priester, die wel geen Engels spreekt, doch wordt vertaald door Tamara.                                               We gaan weer op pad. We rijden door wat wijken waar de wegen erbarmelijk zijn en niet geasfalteerd. Natasja haalt een tas uit een geparkeerde auto en we gaan weer verder. Susie en ik kijken elkaar aan. Het lijkt hier de juiste plek voor een beroving of kidnapping. We voelen ons even niet zo safe in deze achterbuurten. De huizen zijn verveloos en zeer slecht onderhouden. Geen tuinen. Alles is grauw en troosteloos en drie of vier verdiepingen hoogbouw. En dan plotseling zien we de zee weer. Tamara vraagt aan wat kletsende mannen waar de grote zeeleeuwen zijn. ‘Ze zijn  vertrokken,’ zegt de man. We zijn te laat.                                                                                                            Het is 1 uur en we hebben genoeg van de stad gezien en voor een natuurwandeling in berengebied is het geen weer, dus besluiten we te gaan lunchen. We stoppen bij een winkelcentrum en begeven ons naar het gedeelte waar allerlei restaurantjes zijn. Het ziet er gezellig uit. Een behoorlijk puisterige, zeer jonge man komt ons vragen wat we willen eten. We bestellen een  borsjt soep, lekker gevuld met rode bietjes, uien, stukjes vlees en room. Ik dacht, ‘dat is Russisch en goed gekookt , dus geen gevaar voor de gezondheid’. We kouten wat en komen te weten dat Tamara een zoon van vier heeft. Natasja heeft een dochter van achttien die naar de universiteit gaat dit jaar. Ze vertelt dat ze als hobby buikdanst en laat ons trots enige foto’s op haar telefoon zien. Ze gaat in een paar maanden naar Glasgow  vanwege een grote buikdans meeting.  Ze laat ons ook nog een bruine beer zien , die ze laatst tegenkwam langs de weg. Hij ziet er eigenlijk heel lief uit. Verder komen er nog kraters en natuurlijke warmwater baden voorbij. In de zomer is het zo’n achttien graden en zeer geslaagd voor de natuur en eenzaamheid liefhebber. Het ligt zeven uur vliegen van Moskou af, dus nou niet naast de deur.                                                                                                                                        Ondanks het pleuris weer hebben we een leuke dag gehad en we omhelzen de dames ten afscheid bij het schip.      

   
                                                                                                                                



Monday, October 26, 2015

62 Zeikwijf 1042

Op het Antwerpse trendy Zuid zitten nogal wat kappers, en de vraag rijst dan meteen, kunnen ze ook knippen? Misschien wel, maar mij in ieder geval niet. Het zullen vrouwenkappers of kapsters zijn, die de ‘man’ er maar een beetje bij nemen en dan gewoon wat aanklooien. Het is snel gedaan en hup geld in het laatje. Maar ook wij hebben onze haartrots en willen een professional aan het werk, die ook het manshoofd ‘verstaat’.                                                                                                                                              Mijn vrouw heeft, via de wandelgangen bij een theekransje, een adres gevonden waar ene Tony de septer zwaait. De bewuste Tony kan ook zeer goed mannen knippen wordt er verzekerd.                                        Mijn haar hangt er uitgezakt bij, is veel te lang en er is geen land meer mee te bezeilen om er enigszins nog een coupe van te fabriceren. Ik kan het oplossen met een dot gel, maar daar krijgt mijn hoofdhuid jeuk van. Ik heb ook geen zin om me elke dag het lazarus te föhnen, zo ijdel zijn we nou ook weer niet. Dus opties zijn er niet en wordt het tijd voor een bezoekje aan Tony, de vermeende haarartiest.                                        Op de afgesproken tijd, 2 uur, parkeer ik mijn fiets tegen de gevel, bescherm hem tegen diefstal door het slot erop te gooien en daar bovenop nog eens een indrukwekkende fietsketting om het wiel en het frame te bevestigen. Ja, ik houd van mijn Achiel damesfiets. Ik betreed de moderne in veel wit ‘gekleurde’ salon waar twee hippe kapsters zich met klanten bezig houden. De enige man in de zaak, dus misschien Tony, staat me al op te wachten en ik geef hem een hand. ‘Marcel’, stel ik mij voor,‘ik heb een afspraak met Tony.’ ‘Dat komt goed uit want dat ben ik,’ zegt hij gevat. De barbier van veertig plus draagt een wit T-shirt, maar dan zonder mouwen, en dus zijn zijn ruim voorziene tatoeages met fel gekleurde afbeeldingen op zijn armen mooi te zien. Uit de V-hals kruipen vrolijk gekrulde donker blonde borstharen. Zijn kapsel is kort en zwart geverfd en in die achterlijke Ronaldostijl geknipt. Zijn uiterlijk geeft aan dat hij een jongen van deze tijd is en de mode op de voet volgt.                                                                                                                         Tijdens de wasbeurt praten we over de bekende koetjes en ook nog wat kalfjes in het bijzonder. Er loopt een irritant straaltje water bij het shampoo afspoelen mijn kraag in, maar dit wordt ruimschoots vergoed door een korte hoofdmassage, die me samen met het gemorste vocht een rilling langs mijn rug bezorgt. Uit de gesprekken blijkt dat Tony, in tegenstelling tot wat veel in het kappersvak voorkomt, geen Pielepoot is.                                                                                                                                                           We verhuizen naar de kappersstoel, waar het eigenlijke knipwerk moet gebeuren. De haarsnijder informeert hoe mijn haar geknipt moet worden en deze jongen is voorbereid op de voor de hand liggende vraag. Ik haal mijn I-phone te voorschijn en na enig prutsen en zoeken komt daar een foto van de alom geprezen Mattijs van Nieuwkerk te voorschijn incluis zijn weelderig geföhnde haardos.                           ‘Een coupe zo’n beetje als deze heer heeft, en absoluut niet opzij kaal geschoren en te kort geknipt,’ zeg ik met overtuiging. ‘Moet kunnen,‘ zegt de haarknipper, maar ik kan aan zijn gezichtstaal aflezen, dat hij die haardracht maar hopeloos ouderwets vindt.                                                                                                ‘Anders kom ik het huis niet meer binnen.’ zeg ik hem ten overvloede.                                                    ‘Zullen we dan maar aan de Ronaldo coupe gaan beginnen?’ antwoordt Tony vrolijk.                           ‘Een andere keer misschien, ik ben al vijf en veertig jaar met dezelfde vrouw getrouwd. Wat lang hè!’     ‘En begint het al te wennen,’kopt Tony in?                                                                                           ‘Helemaal wennen doet het nooit maar we passen ons aan.’                                                              ‘Helaas dan maar het M.v. N. kapsel,’ gaat hij overstag.                                                                        Net als de kapper zijn scharen en kammen bij elkaar gezocht heeft en aan het knippen wil slaan, zien we in de spiegel een blonde, klein beetje mollige, doch zeer aantrekkelijke klant de salon betreden. Ik schat een jaar of vijf en twintig. De Figaro verlaat dadelijk mijn hoofd om de dame te verwelkomen en roept een, achter een gesloten deur verblijvende employee, om te komen helpen. De klant in kwestie zijgt neer in een stoel en legt de baas en de kapster omstandig uit wat ze wil. Ze documenteert haar verlangens met foto’s op haar I-phone. Omdat ik toch even niets te doen heb en aan de kappersstoel gekluisterd zit volg ik zo half en half het gesprek. Het komt er op neer dat de twee vorige kappers waar ze geweest is, haar niet tot het voor haar bevredigende resultaat hebben kunnen behandelen. Ze hebben haar haar niet met de juiste kleurschakeringen ingekleurd en ook het knippen an zieg had niet het gewenste resultaat. Ik zie Tony rustig argumenteren. Hij stelt dat het voor hen onmogelijk is het werk van collega kappers te modificeren. Steeds maar weer andere kleuren over de bestaande mix gaat niet goed werken. De klant denkt dat ze koningin is en tatert maar door over wat ze wil en versterkt haar argumenten weer door vele shots op haar telefoon te tonen. Na meer dan tien minuten keert mijn coiffeur niet meer zo enthousiast als hij op de jonge dame afging, met zijn ogen draaiend en zachtjes blazend terug naar mij, zijn klant, waar hij mee bezig is en die geduldig zit te wachten. Hij legt mij mopperend zachtjes en discreet de onmogelijke eisen van de klant uit en vertelt dat hij niet aan de reparatie gaat beginnen. Ik bestempel volledig zijn gelijk, ook al uit eigenbelang, want Tony moet nog beginnen met mijn haar. En wie weet als ik hem nog meer verontwaardig door te zeggen dat hij niet zo kinderachtig moet zijn en het haarongelukkige vrouwtje moet helpen, hij mijn hoofd in een coupe omtovert dat de huidige voetbalcracks, Ronaldo incluis, tot voorbeeld kan dienen                                                         Als ik de kapsalon wil verlaten met een tevreden resultaat zie ik na het afrekenen, dat er nog steeds gediscussieerd wordt. De nu zielsongelukkige klant blijft maar doorzagen en raakt uit haar sloffen, omdat ze niet geholpen wordt. Een andere kapster verlaat haar klant om ook een steentje aan het dispuut bij te dragen.       


Zal het door het verlies aan tijd die ‘Zeikwijven’ veroorzaken komen, dat ik voor nog geen tien minuten kapperstijd vijf en dertig euro moet betalen? 

Sunday, October 18, 2015


61 City Airport 736

Vanuit het centrum van London is het met een taxi op zaterdagochtend slechts een half uurtje rijden naar City Airport. De stad slaapt nog zijn kater weg van de vrijdagavond, daar de halve bevolking die avond het einde van de werkweek viert. Uitbundig neemt men belachelijk grote glazen, die zonder schuim tot de rand toe gevuld zijn, met drabbig Ale bier tot zich.                                                                                                   Ik heb wel de pech dat er juist op die dag geen directe vlucht op Antwerpen is. We maken dus een omweg via Schiphol met het nog door propellers voortgedreven Fokker 50 vliegtuig. Vandaar ben ik met de Tallis in een uurtje in Antwerpen. Dus ook niet zo slecht.
Bij de beveiliging wordt mijn handbagage door een streng uitziende functionaris van de band gehaald.                                                                                                                                                                  ‘Oh, oh, er is iets niet pluis,’schrik ik, en dat klopt ook. Er zitten verdachte liquiditeiten in het koffertje. Ik moet het openmaken en de veiligheidsman begint tussen mijn spullen te rommelen. Hij weet kennelijk precies wat de boosdoeners zijn, want algauw vist hij een flesje Underberg (goed voor een overvolle maag) op tussen mijn plunje. Dan komt er nog een klein flesje met het homeopathisch middel Bach Rescue Remedy (drie druppels op de tong en je bent zo rustig als wat)te voorschijn. Tenslotte, na nog enig tastwerk tussen mijn lijfgoed, wordt er een tube Anusol zalf (een middel tegen mijn regelmatig opspelende aambeien) opgedoken. Nu niet echt materiaal waar je een vliegtuig mee kan opblazen.                                                                                                                                                                 ‘Sorry, ik heb daar niet op gelet met het inpakken, het zijn medicijnen,’ leg ik uit en excuseer ik tevens beleefd.                                                                                                                                                       ‘Het laatste wat je wilt is als een vermeende terrorist geklist worden, toch?’                                                                                                                                                                                                                ‘Geeft niet,’ zegt de man grootmoedig, terwijl ik hem zie denken: ‘uilskuiken!’ De drie artikelen gaan in een plastic zakje met sluiting en opnieuw door de scantunnel. Iedereen gerust, er zal niets de lucht in gaan als we boven in het zwerk zitten.                                                                                                                            Het vertrouwen in deze passagier wordt er niet groter op, wanneer ik door het poortje loop en het alarm afgaat. Het apparaat controleert het reizigersvolk op metalen zaken, die op het lijf worden gedragen. De zelfde beambte neemt me met een blik van,’hij weer’ mee naar een Laser apparaat. Een beetje ongemakkelijk zit ik op een krukje en ontdoe mijn voeten van mijn schoenen en rits mijn riem van mijn broek. Ik word gesommeerd op de twee voettekeningen in de machine te gaan staan. Er wordt mij voorgedaan hoe ik mijn armen half omhoog moet houden. Terwijl mijn ‘vriend’ het apparaat instelt begint mijn broek langzaam van mijn achterste af te zakken. Dat komt natuurlijk omdat ik nu eenmaal weinig ‘achterste’ heb. Als ik wat meer Afrikaans bloed door mijn aderen had stromen, dan zouden de billen wat groter zijn als mijn strijkplank. Ik wil hem optrekken, maar mijn controleur commandeert, ‘handen omhoog houden.’ Ik luister naar zijn bevel en probeer nu mijn knieën te spreiden om het zakken van de broek tegen te gaan. Bij die manoeuvre gaat mijn lichaam automatisch een beetje naar beneden. ‘Recht opstaan’ brult de man, die even vergeet dat hij een  korporaal (nu gepensioneerd)in het leger is geweest, waar schreeuwen een soldatenhobby is. Geschrokken en met een aardig rood aangelopen kop veer ik in een reflex weer omhoog. Door dat bulderend bevel staan er talrijke passagiers aandachtig naar het schouwspel te kijken, wat zich in het laserapparaat afspeelt. In die tijd was het voor het grote publiek nog een onbekend veiligheidsapparaat, wat alleen bij echte ‘verdachte ‘ personen gebruikt werd.                                                                                                                                                          ‘Andermans ellende is altijd interessant, stelletje ramptoeristen,’ gaat het door me heen als ik uit mijn ooghoek zie dat er mensen met hun telefoons foto’s maken en/of de boel opnemen. Voordat je het weet sta je in je onderbroek op Youtube en gaat het filmpje viraal.                                                                             Nadat het echt gênant is geworden en ik met, zonder kont en dunne benen, in mijn onderbroek sta, komt er het bevel,’broek ophalen.’                                                                                                                           Ik kijk met het schaamrood op de kaken nog even naar de omstanders maar het publiek loopt alweer achteloos verder, alsof ze zogenaamd niets door hadden van mijn netelige broekkwestie.                               Ik ga weer op het krukje zitten, trek mijn schoenen aan en sjor mijn riem weer rond de lendenen.

Bij het instappen moet ik mijn koffertje afgeven. Het is te groot en mag het vliegtuig niet in. Dus uiteindelijk was een deel van die poespas voor niets.        

Sunday, October 11, 2015




           60 Tampon 123

           Ik loop in de plaatselijke supermarkt en sleur een rood winkelmandje achter mij aan.
           Het is gevuld met drie kartonnen pakken, 'bac in box' Gallo Chardonnay. Een verrassend goed                      wijntje uit California voor de alledaagse slobber. Een prettige bijkomstigheid is dat je vrouw je niet                altijd aan je kop zaagt om de flessen naar de glasbak te sjouwen.
           In de buurt van de kassa passeer ik een vrouw van middelbare leeftijd van Marokkaanse origine, die            hier in de winkel werkt. Ze raapt een, in wit omhulsel gestoken, tamponnetje van de gronden en laat              hem mij zien, terwijl ze haar hand omhoog steekt.
           Ze zegt lachend, 'het is niet van mij.'
           Ik antwoord eveneens lachend, 'en ook niet van mij.'