Tuesday, May 7, 2013


48 Openbaar vervoer 1593
 We sjokken met een groepje van zes, onder leiding van onze gids Dame Gyalpo Sherpa, traag over een soort uitgehouwen trap de berg op. Het regent en we zijn zojuist uit de bus, een uur rijden van Pokhara, gestapt.                                                                                                                                                           De trap stijgt sterk, dus behoorlijk vermoeiend en nadat het pad smaller is geworden en het trap gedeelte is veranderd in een rotsachtig ongelijk pad, wordt het door de regen behoorlijk glibberig.  Gelukkig klaart het tegen lunchtijd op en komt de zon te voorschijn en kunnen onze kleren opdrogen. Tegen de tijd dat we weer vertrekken is het bloedwarm en benauwd. Wolkjes damp stijgt op uit de grond en lost op in het felle zonlicht. We rusten veel en nemen regelmatig een slok water. Later moeten we door een stuk bos, bedekken alle lichaamsdelen zo goed mogelijk en houden het midden van het pad aan. ‘Bloedzuigers zijn hier een ware plaag,’ waarschuwt Dame. Ik voel het jeuken op mijn been en trek mijn spijkerbroek omhoog. Een bloedzuiger, die er uit ziet als een regenworm, heeft zich dwars door mijn broek met zijn scherpe tandjes in het vel van mijn kuit gebeten en zich daarna vastgezogen. Het glibberige diertje zit zich rustig vol te zuigen. Ik wil hem van mijn been afslaan, maar mijn vrouw, die een blauwe maandag in een grijs verleden verpleegster is geweest, houdt me tegen. ‘Laat mij maar even begaan,’ en ze duwt met haar nagel hard tegen mijn vel en schuift zo het smalle deel van het dier van mijn been af en daarna het dikkere achtereind. Maar nu probeert het dier zich aan haar vinger vast te zuigen, maar gelukkig kan ze het snel er van af afvegen. Het wondje aan mijn been bloedt nog wel een beetje maar ze smeert er wat ontsmettingscrème op en het leed is geleden. Even later moet ze nog twee patiënten met het zelfde euvel behandelen. We zijn blij dat we dit stuk bos voorbij zijn, ondanks dat het daar veel koeler was. We ploffen neer en ontdoen ons van de bedekkende kleding en smeren ons ruim in met zonnebrandolie. Het landschap is immens wijd en loopt terrasvormig de bergen op. Boeren bewerken hun akkers met ossen voor de ploeg op hun kleine veldjes. De stilte is bijna tastbaar. Eigenlijk zouden willen blijven zitten en eindeloos naar dit paradijselijke bergland willen staren en wegdromen naar een volmaakte gelukzaligheid. Maar we moeten door naar onze kampeerplaats voor de nacht. We passeren nu een ijselijk smal stukje, vrij stijl oplopend pad, met een diepe afgrond en een hoge rotswand aan de andere kant. Ik focus me op het weggetje net een meter voor mijn voeten. In mijn hoofd herhaal ik steeds een mantra om nergens aan te hoeven denken. Afgronden zijn mijn ding niet.  God zij dank wordt het na een stief kwartiertje weer beter. Om half zes arriveren we bij onze plek voor de nacht. De dragers zijn er al en bouwen het kamp op. Om mij te pesten staat het latrinetentje vlak langs een afgrond, dus doe ik mijn behoefte liever een stuk verder  in de vrije natuur.                                                                                                                                                               Iedereen controleert zijn lichaam op onwenselijk ongedierte maar verder heeft niemand ergens last van. Na de onvermijdelijke thee, verfrissen we ons zo goed als mogelijk en als de schemering valt, eten we de door onze kok Kancha Lama klaargemaakte Dalbat, rijst met linzen en als extra een stukje kip. We hebben honger en het eten is heerlijk. Het begint zacht te spetteren, maar we zitten letterlijk hoog en droog in de etenstent, dus wat kan ons een buitje schelen. Doch, terwijl we na het eten aan een stukje Chapati (hard dun rond brood) knabbelen ontwikkelt het buitje zich in een heuse storm, met bliksem en geweldige donderslagen, die sinister weerkaatsen in de bergen. De etenstent loopt onder water en de regen vormt zich om in hagel. De touwen, die met haringen vast zitten in de grond, schieten los en het hele geval dreigt het dal in te blazen. Allemaal hangen we aan het tentzeil en even later stort hij in elkaar. Eén lid van het groepje krijgt een ijzeren buis op het hoofd, alwaar daar dan ook spontaan een bult ontstaat. Een halfuurtje later bedaart de weerfurie enigszins, maar het blijft bitter koud, doch we kunnen relatief rustig slapen in onze tentjes. De volgende morgen beziet Dame met een kennersblik de lucht en belegt een vergadering met de groep. Ons weerorakel heeft er geen goede hoop op, dat het weer snel zal verbeteren, ergo, het eerder slechter zal worden.  Dus besluiten we terug te gaan. Het is zwaar bewolkt en het pad is door het vocht glibberig en vergt de uiterste concentratie. Vooral het stuk wat erg smal is en langs een afgrond loopt laat de kriebels over mijn lijf gaan, vooral ook omdat het weer is beginnen te plenzen. Ik schuifel voort met een stok, die ik op de heenweg gevonden heb en aan de kant van het ravijn houdt als een soort afscheiding. Plotseling glijden de benen onder mij weg door wat losse steentjes in combinatie met de gespannen zenuwen. Ik verlies mijn evenwicht en schuif onherroepelijk naar de afgrond. Dame Gyalpo, die achter mij loopt grijpt mijn regenjack vast en trekt me van de noodlottige rand vandaan. Ik krabbel overeind en heb moeite mijn trillende benen in bedwang te houden. Ik bedank Dame voor zijn snelle reactie en kordate ingrijpen. Het had wel eens noodlottig kunnen aflopen bedenk ik vol pessimisme. De groep daalt nu nog voorzichtiger dit stukje berg af. Ook het bloedzuigergedeelte passeren we weer met de nodige omzichtigheid.                                                                                                                        De regen is gestopt en de zon breekt zowaar door de wolken. We ontdoen ons van alle overbodige kleding, want de vochtigheidsgraad is hoog en het wordt voor de verandering weer bloedheet. In de namiddag bereiken we de hoofdweg.  Er is natuurlijk geen vervoer voorzien, want het afgesproken ontmoetingspunt zou pas twee dagen later op een andere plaats zijn. We zitten langs de weg bij te komen van de afdaling en de hitte. Na een uurtje komt er, een paar keer op zijn ‘Horn’ blazend, in een slakkengang, een met felle kleuren versierde gammele bus aanrijden. Hij stopt en Dame onderhandelt met de chauffeur of we mee mogen rijden, want de bus zit zo te zien vol passagiers en bagage. Er is geen plaats totdat er wat flapjes roepies extra betaald worden. Mijn echtgenote en ik kunnen op de twee plaatsen zitten, waarvan de spullen die erop lagen, naar het al aardig volle dak op de bus zijn verhuisd. Dicht bevolkte kippen- en eendenhokken worden op elkaar gezet, bagage op de schoot genomen. Zo komt er een stuk gangpad vrij, waar vier mensen van onze groep op de grond kunnen zitten. Dame en zijn crew zullen op een volgende bus wachten of later worden opgehaald als wij het hotelletje bereiken, waar we zullen overnachten. De bus vervolgt traag zijn weg en de Nepalese passagiers zijn in slaap gevallen. We moeten over een smalle weg over een hoge pas, het uitzicht is fascinerend over het dal in de diepte. ‘Kijk, daar een in het ravijn ligt het karkas van een bus, zeker naar beneden gestort,’ zegt mijn vrouw. Ik kijk even vluchtig, maar ik ben na mijn uitglijpartij op de berg niet zo erg geïnteresseerd in afgronden met neergestorte vervoermiddelen. We kronkelen langs de ontelbare haarspelt bochten naar beneden, waarbij de chauffeur zijn ‘Horn’ niet spaart. We komen even klem te zitten met een tegenligger, die kennelijk het enorme lawaai van de toeter van de bus niet heeft gehoord. We moeten achteruit, want het is een ongeschreven wet dat opkomend verkeer altijd voorrang heeft op dalend voertuigen. De versnellingbak ratelt angstwekkend, als de chauffeur hem in zijn achteruit zet. De bijrijder, die aan de achterkant van de bus staat, klopt regelmatig tegen de carrosserie, ten teken dat alles goed gaat bij het achteruit rijden. Ons groepje is er niet erg gerust op zo met het ravijn aan de kant van de weg, maar de rest van de passagiers dommelt rustig verder. ‘Je kunt de voorbestemming van het leven niet veranderen, dus hoeft men zich nergens ongerust over te maken in dit aardse bestaan,’ is het devies in dit land. Van die gemoedsrust kunnen wij Westerlingen nog wat leren. We komen bij een wegomleiding. De brug is weggeslagen. Voorzichtig draait de bus op het geïmproviseerde pad naar beneden en rijden we door een droog deel van de bedding, terwijl meters verder de rivier kolkend voorbij stroomt. Dan moet de bus weer omhoog naar de weg. Na drie keer proberen en de motor op volle toeren lukt het. Langs de weg zitten mannen en vrouwen uit grote brokken steen met een hamer kiezels te hakken voor de vernieuwing van de weg. Kleine kinderen slapen in een doek gewikkeld op de rug van enkele vrouwen.                                                                                                                                                                   Een uurtje later bereiken we gelukkig veilig ons hotelletje in Pokhara. We reizen buiten het seizoen, dus zijn er geen andere gasten. Ook die avond staat er weer de onvermijdelijke Dalbat met kip op het menu . Moe van het bergavontuur duikt iedereen vroeg het bed in en allen slapen als een roos tot een uur of twee. Op dat onzalige moment, midden in de nacht, moet er weer zonodig een storm met veel kabaal van onweer losbarsten.                                                                                                                                               
Alleen mijn vrouw kan al de hele avond niet slapen. Ze heeft een verschrikkelijk branderige uitslag op haar billen. Kennelijk  heeft er op de buszetel, waarop ze gezeten heeft, een lekkend vat met benzine of iets dergelijks gestaan. 
                       

Tuesday, April 23, 2013


47 Te snel 284

De bulderende branding van de zee is majestueus 
                                                                         
Het gezang van de nachtegaal verstommend                                                                                                       

De Carmina Burana van Orff magistraal                                                                                                              

Pink Floyd muziek is uitzonderlijk

Het geluid van vijftien, na elkaar, volgas optrekkende Aston Martins is het meest indrukwekkend

Onder grote belangstelling van mensen, die druk met hun telefoons foto’s nemen, starten we met brullend motorwerk onze reis naar Franschhoek. We zijn een karavaan met vijftien super snelle A.M. Nog in de stad is er al een driebaansweg en links en rechts halen we het lokale zondagsverkeer in.  Onderweg drukken de talrijke kinderen op de achterbanken hun neusjes tegen de ramen en volgen met grote donkere ogen de voorbij razende bolides.                                                                                                                              In de bergen aangekomen draaien we met piepende banden eindeloos haarspeldbochten, door de snelheid is er geen tijd om naar de ijselijk, steile afgronden te kijken. De adrenaline drijft de hoogtevrees naar de achtergrond. Eindelijk in het dal en op de N1 snelweg wordt de spoed tot over de tweehonderd opgevoerd om onze opgelopen achterstand in te halen.
Bij een kruising volgt het hoofd van een verbaasde politieman de voortrazende wagen. Dan gaat de gsm. ‘Jullie zijn ons voorbij gereden, je had bij het bord Worcester moeten afslaan. Wij staan op het eind van de afrit te wachten.’ We minderen vaart, voorlopig geen afslag om te keren. Er is geen verkeer en ook de middenberm ontbreekt. We begaan een zware zonde en maken een ‘u turn’. Met brullende motor schiet de zwarte A.M. weer vooruit.
Voor dat de nog steeds daar staande politieman de tijd heeft de cijfers op het nummerbord in zijn boekje te noteren slaan we af en sluiten ons aan bij het al weer optrekkende peloton

46 Zand 247
Op doorreis, op de luchthaven van Bangkok, moet ik een paar uurtjes wachten. Ik slenter langs de winkeltjes volgepropt met de gebruikelijk afgezaagde souvenirs, als mijn blik op een bijzonder fraai blank houten beeldje valt met een geheimzinnige ‘look.’ Het stelt de een of andere heilige figuur voor. ‘Hand gemaakt,’ verzekert de verkoopster. Ik geloof haar op haar bruine ogen. Als een machine dit zo kunstig kan maken, vertrouw ik geen enkele houtbewerker niet meer. Het beeldje is niet goedkoop, maar ik voel een onderhuidse hebzucht. Ik moet het meenemen voor mijn vrouw. En als ze het niet mooi vindt, krijgt het met plezier een plaatsje op mijn bureau. Ik probeer nog overtuigend wat van de prijs af te dingen.                         'No way. Fixt price.’                                                                                                                                                       Ik heb net betaald of er tikt iemand op mijn schouder. Ik draai mij om, niemand. De lolbroek staat aan de andere kant. Het is Peter uit Postel, een dorp dat vlakbij het Vlaamse stadje Mol ligt. ‘Hoe is het met jou en wat doe je hier?’ vraagt hij. ‘ Ik wacht op mijn aansluiting naar Kathmandu.’ ‘En jij, mag je wel zo ver van huis van je vrouw?’ 
‘ Ik ben op weg naar Riyad in Saudi- Arabiё. Ik ga daar zand* verkopen.’ Ik kijk hem ongelovig aan. ‘Het is daar allemaal woestijn man. Ze hebben er genoeg zand.’ ‘Het is geen grapje,’ verzekert Peter mij. 

*Hoge kwaliteit wit zand, gebruikt voor de glasindustrie uit de omgeving van Mol

45 Hotelleven 1036
Zaken lopen in een huwelijk niet altijd op rolletjes, dat gebeurt bij elk getrouwd stel. Als het uitpraten met elkaar op een tweesporen plan zit, dan kunnen de gemoederen iets te hoog oplopen. Alles wat je zegt wordt verkeerd uitgelegd en dat je overal een antwoord op hebt, irriteert je vrouw mateloos. Dan is het beter de mond in gesloten toestand te houden, maar, dan zegt ze, ‘ wie zwijgt stemt toe,’ of ze zegt, ‘ je wilt de boel niet oplossen.’ Dus mondje houden kan ook een slechte optie zijn. Je echtgenote voert aan, ‘jullie mannen kunnen niet luisteren.’ Daarmee heeft ze overigens wel een punt, we hebben het daar moeilijk mee.                                                                                                         Je probeert het met bloemen, maar kiest de verkeerde kleur. ‘Je kunt je vieze gele bloemen houden,’ en smijt de ruiker op de grond. Je had even vergeten, dat geel de kleur van de haat is. Je wilt haar voorzichtig een zoentje op de wang geven, als blijk van goede bedoelingen, maar dan is het verwijt dat je alleen maar aan seks denkt. Kortom; zwijgen, praten, antwoorden, cadeaus en liefdesuitingen, het heeft allemaal geen zin. Dus besluit ik voor een tijdje de kuierlatten te nemen en de verhouding wat ‘lucht’ te geven. Ik pak twee koffers in, (twee, want het moet er uitzien dat je het echt meent ) en rijdt naar de belendende grote stad Hasselt, lekker dicht bij mijn werk, en boek in bij een klein goedkoop hotelletje aan de ring. Die eerste avond al zal ik nooit vergeten. Het is warm, de kamer benauwd en menige mug zoemt om mijn hoofd, terwijl ik op bed lig. Ik zou nu over de zin van het leven moeten nadenken, maar het is te broeierig en denk nergens en overal aan, m.a.w. in mijn hoofd is het een warboel. Om de lusteloze zinnen te verzetten besluit ik om op muggenjacht te gaan, en zo tenminste, van een ongestoorde nachtrust te kunnen genieten. Tegen de muren zit al menig insectenlijkje geplakt en tijdens mijn jacht mep ik met mijn slof behoorlijk wat muggen dood en het bloed spat alle kanten het behang op. De diertjes zijn net zo traag als ze hier in Hasselt speken, dus ik krijg ze allemaal te pakken. De muren zijn van een tuttig bloemetjesbehang, getransformeerd in een moderne muurbeschildering.                                                                                                                                                       Na gedane arbeid is het goed rusten en ik pak een biertje uit de ijskast en zet de Philips televisie aan. Er wordt een voetbalwedstrijd gespeeld in het Heizel stadion. Juventus tegen Liverpool. Een affiche van de Europacup finale 1985, welk een mooie, spannende wedstrijd zal beloven. Anderhalf uur en negen en dertig dood gedrukte en ‘slechts’ vierhonderd gewonde toeschouwers later, ga ik met een kijkkater slapen. Juventus heeft  met 1-0 gewonnen met een onterechte strafschop, die  door Michel Platini benut wordt. Ondanks alle geweld vieren de spelers uitgebreid hun overwinning op de middenstip. Het blijft de hele nacht onrustig in mijn bed, ik draai en draai van de ene op de andere zijde. Die wedstrijd gaat echt in je kop zitten en daarbij komt nog het zo stoer verlaten van de echtelijke woning. Het valt nu al aardig tegen.
Ik bespreek de volgende dag een ander hotelletje met, naar ik hoop, frisse muren. Het ligt even verderop aan de ring, vlakbij een drukke winkelstraat en krijg de sleutel mee. Het is laat die avond als ik er arriveer en parkeer mijn auto aan de ring. Ik neem alleen een plastiek zak met dringendste benodigdheden mee. Ik ben moe en ga maar eerst eens kijken hoe het hier bevalt, voor ik met mijn koffers ga sjouwen.  De volgende morgen stap ik goed uitgerust en na een stevig ontbijt naar mijn auto om naar het werk toe te gaan. Maar op de plaats waar mijn super BMW535 stond, heeft zich nu een Volkwagen Kever geparkeerd. Mijn auto is gestolen, inclusief al mijn kleren in de kofferbak.                                                                                          Op naar het politiebureau om de diefstal aan te geven. De diensdoende agent noteert alles netjes. Dan kijkt hij mij peinzend aan en vraagt, ‘mijnheer, waarom zit u hier in een hotel in Hasselt, als u twintig km verder op woont.’ ‘Ik voel het bloed naar mijn hoofd lopen en kijk de agent onbeholpen aan,’ja,’ zeg ik traag om tijd te winnen, maar een redelijke smoes verzinnen, zodat de agent mij gelooft, is niet zo evident. ‘Ik ben een paar daagjes uit huis gegaan,’ zeg ik dan maar met een flauw glimlachje. De ambtenaar knikt me begrijpend toe.                                                                                                                                                             De diefstal van mijn auto zal mij nog heel wat ellende aan de grens geven.(aflevering 44 Presentjes)                                                                                                                                                                      

Ik moet in dat weekend naar Friesland voor een vergadering van Stichting Nepal en meld de receptioniste dat ik laat terug ben, of misschien helemaal niet kom, maar de kamer aanhoud. Het is gezellig met mijn vrienden bestuursleden en we spelen de volgende dag nog een partijtje golf. Dus rijd ik pas de volgende avond terug en kom na twaalven in het hotel aan. Ik parkeer mijn huurauto en neem de lift naar mijn kamer, ontsluit de deur en doe het licht aan. Een jong stelletje ligt te rommelen in bed en komt onthutst overeind, snel hun naakte lichamen bedekkend met het laken.  ‘Wat doen jullie in mijn bed,’ vraag ik behoorlijk ongemakkelijk. ‘We hebben deze kamer vanavond geboekt,’ is het verongelijkte antwoord en ik druip af. Aangezien het al over twaalven is en het weinig zin zal hebben om de, in die tijd schaarse hotels te zoeken, die ook meestal geen nachtportier hebben, besluit ik maar met hangende pootjes naar huis te rijden. De voordeur zit op het nachtslot en ik wil nou ook weer niet aanbellen. Ik ben dus verplicht om stilletjes door het iele bovenraampje van de slaapkamer van mijn zoontje het huis binnen te dringen, wat me met veel moeite en adem inhouden gelukt. Bij gebrek aan houvast kom ik wel met een dreun op de vloer terecht. Mijn zoon wordt wakker en vraagt terecht,’Pappa, waarom kom je door het bovenraam naar binnen, dat is toch veels te klein?’ Hij strekt zijn handjes voor een omhelzing.
Ik ben dan maar weer thuis gebleven en we hebben alles weer op de huislijke rit gezet.   

Monday, April 1, 2013


44 Presentjes 575

Ik zoef over de E17 langs Wevelgem naar de Belgische grens. Het is in de tijd dat grenscontroles nog streng zijn en autotelefoons bakbeesten van dingen en misschien wel twee kilo wegen.  Ik heb een afspraak met Jean-Pierre  Badoux in Frankrijk net over de grens. Ik moet stoppen bij de Belgische douane en de douanebeambte loopt rond mijn auto. Hij beduidt, dat ik mijn raam moet openen en vraagt mijn autopapieren, verzekeringspapier en rijbewijs en ik moet mijn wagen in een parkeervak te zetten. We stappen een uiterst rommelig groot kantoor binnen, bevolkt door nog een zestal ambtenaren. De roodharige, vrij corpulente man laat mij plaats nemen op een ijzeren, soort van keukenstoel. ‘Op uw achterste nummerplaat ontbreekt het wettelijk teken, dus er zit een valse op.’ ‘Dat klopt,’ zeg ik. De lichtelijk verbaasde man vraagt,’hoezo, dat klop.’ ‘Ik zal het uitleggen. Mijn wagen is gestolen en teruggevonden zonder nummerplaten. Dus heb ik er tijdelijk gewone platen opgezet. Ik moet namelijk werken en heb die auto nodig. Dit alles is bij de politie bekend.’ De beambte slaat aan het bellen. De tijd verstrijkt en ik besef, dat ik te laat voor mijn afspraak ga zijn en vraag permissie om mijn autotelefoon uit mijn wagen te halen. Terug in het kantoor probeer ik te bellen naar de autotelefoon van Jean-Pierre. Ik heb geen bereik. Dus zal mijn contact ook geen bereik hebben. ‘Mag ik even telefoneren,’ vraag ik. ‘Dit zijn diensttelefoons, die mogen niet door particulieren gebruikt worden.’                                                                                                                     Inmiddels zit ik hier al een uur. Het is hier een komen en gaan van vrachtwagenchauffeurs met stapels papieren. Alle chauffeurs zetten van de producten die zij vervoeren, een kleinigheidje neer in het kantoor. Zes flesjes bier, een bak plantjes, een doosje frisdrank, een karton koekjes of pakjes sigaretten. Even denk ik, of ik misschien een paar lapjes geld moet neerleggen om de zaak te bespoedigen, maar verwerp dat idee. De rosse krijgt een binnenkomende lijn. Na enkele minuten  hangt hij op en vraagt mijn autosleutels. Als ik ze afgeef verklaart hij. ‘ Uw auto staat gestolen bij interpol.’ ‘Dat weet ik, maar hij is teruggevonden en hoogst waarschijnlijk niet van de lijst gehaald.’ ‘Hoe kunt u bewijzen dat het uw auto is?’ vraagt hij me. ‘U heeft mijn papieren, daar zal het wel instaan.’ De ijverige beambte snuffelt in de documenten en stelt vast dat er iets niet klopt. ‘Op de autopapieren staat een andere naam als eigenaar, dan de naam in uw paspoort.’ ‘Klopt alweer,’ zeg ik, ‘hij staat op naam van de zaak.’ ‘Dat zal dan moeilijk bewezen kunnen worden.’                                    Ik begin nu wel een beetje wanhopig te worden. Die afspraak kan ik wel schudden. ‘Om te bewijzen dat die wagen op de zaak staat, kunt u mijn directrice Carla Pieterse op het bedrijf bellen. ‘De douaneambtenaar stemt in en belt. Mevrouw Pieterse is lunchen en over tien minuten terug. Na een kwartiertje belt de goede man weer. Intussen hoop ik maar, dat Carla niet denkt dat dit een grap is en zal ontkennen dat ik bij het bedrijf werk en dit mijn bedrijfswagen is. IK ken Carla Pieterse namelijk goed (altijd in voor een joke)en dus is ze er toe in staat. Gelukkig is Carla niet in een jolige bui en bevestigt zij alles. Na anderhalf uur kan ik de grens over.  Mijn afspraak is er natuurlijk niet meer en ik verontschuldig mij, zodra ik weer bereik heb met mijn telefoon.                                                                                                                                                

43 Nieuwsgierig 841
Ik rijd op de Italië Lei in Antwerpen en moet rechts af slaan. Ik geef de bejaarde fietsers, die op de natweg peddelen, netjes hun voorrang. Achter mij staat een ongeduldige automobiliste hevig te toeteren en lichtseinen te geven. Het duurt blijkbaar te lang. De fietsers zijn voorbij en ik wil net gas geven als de achter mij staande, ongeduldige autobestuurster, met een hevige klap op mijn achterkant inrijdt. Ik rijd de natweg over en stop op de hoek. Aangezien er aan de andere kant auto’s voor het stoplicht staan, kan de ongeduldige vrouw me niet passeren. Ik stap uit en bekijk de schade. Een flinke deuk aan de achterkant, dus stap ik op de andere wagen af. Hier gaat het portier open en een lange, zeer bevallige dame met veel blond haar, zwaar opgemaakte ogen en andere make-up, komt haar auto uit. Ze is gekleed in een strak zwart, zeer kort jurkje, waaruit ellenlange benen steken.  Een deel van haar boezem laat zich in volle glorie tonen.                                                                                                                                        ‘Waarom rijdt u tegen mijn auto aan?’ vraag ik. ‘Ik heb haast en u staat daar gewoon op de openbare weg stil,’ is het antwoord. ‘Ik stop voor die fietsers, zij hebben voorrang, maar daarom hoeft u mij toch niet aan te rijden?’ Ze loopt terug naar haar auto en ik naar die van mij. Ze wil wegrijden, maar de wagen heeft zich nog geen halve meter verplaatst als ik snel achteruitrijd en haar klem zet. Ze kan geen  kant meer op, ook al omdat achter haar wagen iemand zijn auto geparkeerd heeft. Ik bel de politie, zeg dat ik opzettelijk ben aangereden en de dader weg wil rijden. De agent belooft dat er binnen vijf minuten iemand ter plekke is.                                                                                                      De vrouw is niet blij dat ik de politie er bijhaal. ‘Wij regelen dit hier in België onderling.’ ‘Waarom probeert u dan weg te rijden, als u het onderling wil regelen?’ vraag ik. ‘Ik woon trouwens al dertig jaar in België, ik weet wel hoe het er hier aan toegaat.’ Ze begint mij uit te schelden voor van alles en nog wat en met hoofdthema, het Hollander zijn van mijn persoon.                                                                                                                                                        Er heeft zich ook al aardig wat, vooral mannelijk publiek, verzamelt, die niet weet wat er gebeurd is, doch de kant van de vrouw neigen te kiezen. Ik ben behoorlijk opgelucht als er twee mannen in blauw met een combi arriveren. Blijkbaar werken de politiemannen als olie op vuur en begint de dame deze heren, in onvervalst plat Antwerps, zaken naar het hoofd te gooien, waar zij, die heus wel wat gewend zullen zijn, even sprakeloos van zijn. Met open monden staren zij het uitdagend mooie brok verbale geweld aan. Dan herpakken de heren zich en wordt de vrouw, die nu in een furie is veranderd, door de agent gesommeerd in het busje plaats te nemen. Ze weigert. Dan vatten de twee haar elk bij een elleboog vast, tillen haar tot vlak boven de grond op en dwingen haar de politiewagen in, terwijl ze met haar pumps, voorzien van hoge naaldhakken, probeert de mannen te schoppen. Helaas verliest ze de schoenen en deze vallen op straat. Eenmaal in de combi gilt ze om haar schoeisel en de kleinste van de twee agenten raapt ze op en geeft ze aan de vrouw, die hierna nog met een slaande beweging de politieman met een van haar schoenstiletto’s probeert in het gezicht te raken.                                                                                                                                                                 Ik moet met mijn auto de politiecombi volgen naar het bureau. Hier aangekomen worden we verzocht plaats te nemen op een bankje in de hal van het grote gebouw, een soort Atrium, waar drie verdiepingen met wandelgalerijen zijn, die toegang tot kantoren geven. We worden er dringend opgewezen te zwijgen, tot we gevraagd worden een verklaring af te leggen. Zo niet, worden we zonder scrupules opgesloten.                                                                                                                                                                 Dat er een hele mooie opstandige vrouw in de hal zit, gaat als een lopend vuurtje door het gebouw. Uit de burelen komen achteloos politiefunctionarissen voorbij lopen, die een blik op haar werpen. Het is nu echt veel drukker in de hal.                                                                                                                                        Mijn buurvrouw begint er weer over dat we hier in België altijd alles onderling regelen, ze weinig tijd heeft en door mijn schuld hier nu zit. Ik houd mijn kiezen op elkaar, hoeveel moeite me dat ook kost. Doch mijn zwijgen brengt de ongetemde feeks weer op het kookpunt. Ze begint op schelle, hoge toon te schreeuwen, dat het door het hele gebouw weergalmd. Op alle gaanderijen gaan de kantoordeuren open en hangen de mensen over de reling. De vrouw wordt nog een keer duidelijk gemaakt te zwijgen. Terwijl ik wordt meegenomen om een verklaring af te leggen over het gebeurde springt de blondine overeind en protesteert luidkeels, dat zij eerst aan de beurt is en haast heeft. ‘ Zodra u bent afgekoeld bent u aan de beurt. Als u lawaai blijft maken gaat het de hele dag duren,’ wordt ze te verstaan gegeven.                                                                                                                         

Ik heb er verder niets meer over gehoord en de verzekering heeft de schade uitgekeerd. 
  

Monday, March 25, 2013


42 Specialist in alles 173

      Het volgende foldertje kreeg ik uitgereikt op straat.

Huwelik en seks spesialis

 Die lang verwagte  dr. Hasi Radaba en Mama Iron

 Raadpleging fooi is R 30,00 (+/- 3 E)

 Voortrekkerweg 352  anderkant Ster taxis en Shell vulstatie                                                                                  

Atlantis Wes Kaap                                                                                                                                                                                          

 *Penis Vergrooting Na Enige Lengte wat jij verlang                                                                                                         

*Om Vroeë Ejakulasie, veral by /n Mam te voorkom                                                                                      

*Slegte reuke na seks                                                                                                                                              

*Sterk liefdes Mengsel om jou geliefde te bekoor                                                                                           

* Om ’n kans te kry vir die regte maat (partner)                                                                                          

*Vagina verkleining  vir vroue                                                                                                                    

*Verminder ’n boepie (verslanking)                                                                                                       

*Swangerskap probleme                                                                                                                                    

*Vroue en mans wat nie kan voortbring nie                                                                                                

*Hewige vloei by vroue                                                                                                                                        

*Herwin verlore geliefdes                                                                                                                                    

*Stop ontroue Mans en vroue                                                                                                                          

*Geniet een volle ereksie                                                                                                                             

*Verwyder ongeluk / Vyande                                                                                                                            

*Huislike woede, Mishandeling, Verkragting                                                                                                

*Hiv/Vigs lyers – kom vir hulp                                                                                                                         

*Hofsake / Egskeidings                                                                                                                                          

*Geluk by Lotto, Casino, Perdewedrenne                                                                                                      

*Gebruik jou kanse en word ‘n Miljoenêr


        Eén op de drie huwelijken maakt de ellende van een scheiding mee.
        Dat was bij veel mensen met een bezoekje bij dr. Hasi Radaba nooit gebeurt!

Thursday, March 21, 2013


41 Stokstaartjes 743
 Mijn vrouw, een goede vriend die homo is en ik, zijn uit in Amsterdam en het is al laat. We besluiten een homobar te bezoeken. In die tijd nogal controversieel. We willen eens kijken hoe het daar aan toe gaat. Ik loop een stukje vooruit op mijn vrouw en mijn kameraad en ga het etablissement binnen. Ik bestel een biertje bij de barkeeper, deze draagt een rafelig fel gekleurd, te krap t shirt met enkele gaten erin en een korte broek waarvan de bilpartij is uitgesneden. Hij draagt geen onderbroek. Ik ga met het biertje in de hand op zoek naar mijn metgezellen en krijg terloops een kneepje in de bil van de danser Donald Jones. Ze zijn niet in het café. Dus ga ik maar weer naar buiten en zie ze op de straat staan. ‘Waarom komen jullie niet binnen?’ ‘De portier laat geen mannen met vrouwen toe,’ zegt mijn vrouw verongelijkt.                                                                                                                             We besluiten voor dat we naar huis gaan, dan maar een frituur binnen te gaan en raken in geanimeerd gesprek met de plaatselijke penoze van het Rembrandtplein, waar, in schril contrast met mijn figuur, aan hun uitgebouwde lijven goed te zien is, dat ze halve dagen in sportscholen doorbrengen. 
Ik ben uitgenodigd een biertje te komen drinken vanwege de verjaardag van een goede vriendin. Het vindt plaats in een karig ingericht klein café vlakbij het station van Hasselt en is uitsluitend toegankelijk voor lesbische vrouwen. Ik ben dan ook de enige man. Ik omhels alle dames en extra innig, de jarige job. Ik heb alleen niet in de gaten dat ik met mijn linker broekspijp tegen, toen der tijd nog gangbare, op de grond staand, open elektrisch kacheltje sta. Mijn broek vliegt in de fik. Als een idioot trek ik hem uit en blus de vlammetjes met een fles water. De dames liggen plat van het lachen. Een man in zijn onderbroek in hun café is blijkbaar heel komisch. Ik voel me flink voor schut staan. Ook mijn vrouw vindt het vermakelijk en zegt dat God me terecht strafte. ‘ Moet je maar niet naar plaatsen gaan, waar een man niet thuis hoort.’
Na de dagtaak, om een uur of acht, placht ik altijd van mijn huis naar het Stadspark in het centrum van Antwerpen te joggen en vervolgens een rondje of tien rond te rennen langs mooie paadjes en over leuke bruggetjes. Dé manier om de stress van het werk af te gooien.                                           Overdag spelen er kinderen en genieten de moeders van het zonnetje. Maar op den duur begon zich in het park een avondleven te ontwikkelen. Eerst sporadisch, maar na een tijd frequenter. Er doken steeds vaker mannen op, die niet schroomden om de hardloper avances te maken. Een enkeling wilde meerennen. Op den duur, in het centrum van Antwerpen zijn niet veel joggingplekken, werd ik tot buiten het park verbannen, om eromheen mijn rondjes te lopen.
Op Linkeroever, tegenover de Gazet van Antwerpen is een natuurgebied, waar het heerlijk wandelen is en plein famille. Het is groot en ruig met drassige waterpartijen. Kortom, heerlijk om even de stadslucht achter je te laten en onbezorgd te genieten. Minder is, dat op de meest onverwachte ogenblikken onze hond wat bange naakte mannen ontdekte, die in Adam kostuum de belendende bosjes van het paadje uitvluchtten. Voor ons in het begin grappig, voor de kinderen raar. We beperkten onze wandeling dan maar tot de overigens grote open hondenwei.                                         Wat deden die auto’s met kinderzitjes daar op de parking?
In Zuid Afrika, hier in Sunset Beach laat ik elke dag twee keer mijn honden uit. De middagsessie is rond half drie. Ik loop richting Blaubergstrand. Als de bebouwing achter de duinen is gestopt worden de zandbergen ook flink hoger. Op enkele toppen staan daar mannen stokstijf stil. Dan komt er één in beweging en daalt af en verdwijnt in een kuil, een ander verlaat ook zijn roerloze houding en verdwijnt ook in een duinpan. Even later duiken ze weer op, ieder op een andere duintop. Ze spelen een soort schaakspel.                                                                                                                                               Een vriendin passeert, ze is een van haar honden kwijt. Ze brengt haar speciale hoog frequentiefluitje aan de lippen en blaast. Niet de hond verschijnt!                                                                                       
 Hoofden van mannen, die zich in de duinpannen bevinden komen te voorschijn en kijken in de richting waar het geluid vandaan komt. Ook de mannen, die als stokstaartjes op de duintoppen staan, draaien zich om en hebben belangstelling voor mijn vriendin op het strand.        
          

40 Afrikaans avontuur 1373
Het is winter in het Noorse Bergen, dus laat licht en vroeg donker. De sneeuw ligt lekker dik op het land. Vier vijftigplussers, lunchen elke zaterdag in de ToKokker in Bryggen, het oude centrum van Bergen. Het is er heerlijk warm door het houtvuur dat lustig knettert in de openhaard. Normaal spelen ze eerst in de morgen een partijtje golf, maar daar kan met die sneeuw geen sprake van zijn. Ze bespreken geanimeerd, ook al door het ruim consumeren van bier, hun jaarlijkse winter  golfvakantie. Kalle stelt voor nu eens een hele andere bestemming te nemen dan altijd maar Spanje, Italië of Portugal.  Ze opperen de US, Thailand of Turkije. Dan komt Björn met Zuid Afrika. Er volgt een discussie; ‘Zijn er wel golfbanen?’ vraagt Kjell zich af. ‘Je wordt vermoord als je je kop uit het raam steekt,’ oppert Arkin. ‘ Ik geloof dat er hier en daar nog dames halfnaakt rondlopen,’ verzekert Kalle met een lachend gezicht. Kalle betrekt altijd alles op seks.  ‘Zijn er fatsoenlijke wegen?’ bedenkt Kjell. ‘Word je niet opgegeten door wilde beesten of gebeten door giftige dikke cobra‘s?’ vraagt Arkin, die altijd overal de grootste problemen ziet. Hij vervolgt, ‘ Is er malaria en lusten krokodillen mensenvlees?’ Volgens Kalle rijden ze daar net als in Engeland aan de verkeerde kant van de weg.                                                                                                                                    Alom problemen genoeg. Dus besluiten ze het voorstel het voordeel van de twijfel te geven en via internet en een reisbureau nadere inlichtingen te bekomen. In hun alcoholeuforie zien ze het avontuur wel zitten.                                                                                                                                                                     Een maand later in Kaapstad doen de ‘oudjes’ zich te goed aan de mooiste golfbanen, de beste restaurants en pitsen menig topwijntje.                                                                                                               Kjell, heeft een vechtscheiding achter de rug, waar geld een belangrijke rol speelde. De ontrouw aan zijn vrouw moet hij duur betalen. Hij is de oudste en enige vrijgezel van de kameraden. Hij heeft vaste relaties afgezworen. Hij lat alleen nog maar.                                                                                                        In een top restaurant in het chique deel van Kaapstad, Constantia , heeft hij het met veel humor,  aandringen en drie restaurantbezoeken, aangelegd met de jonge Imena. Ze komt uit Namibië en is zoals de meer dan drie miljoen Afrikaanse immigranten, naar Zuid Afrika gekomen om er te werken en geld te verdienen. Kjell is tot over zijn oren verliefd en vertrekt na drie weken golven vol hartzeer met zijn vrienden terug naar Noorwegen. Doch een maand later zit hij al weer in het vliegtuig op weg naar zijn exotische geliefde. Natuurlijk hebben al zijn vrienden hem gepest met die vader/dochter verhouding, en zijn familie heeft hem ten sterkst afgeraden zijn relatie, met vijf en dertig jaar verschil in leeftijd, te continueren. Maar Kjell is niet te houden. Hij koopt een huisje in Sommerset West en gaat met zijn ‘amoureuze’ samenwonen. Hij geniet van haar jeugd en spontaanheid.  Ze trekken het hele land door en amuseren zich met volle teugen. Het voelt alsof ze zich al in het paradijs bevinden. De jaargetijden zijn tegenover gesteld aan Europa. Ze reizen net als de zwaluwen de zon achterna, als het in Bergen zomert verblijven ze daar in zijn huis.                                                                                                                                                           De zoon van Kjell, Halvard, wil niets meer met hem te maken hebben en verbreekt elk contact. Hij voelt de relatie als een klap in het gezicht van zijn moeder. Patricia, de dochter van Kjell, bezoekt hem nog wel, een vader blijft tenslotte een vader.                                                                                                                                        Na twee jaar is Imena zwanger. Een kind van een man uit Europa wordt in heel Afrika door de vrouw als een soort verzekering beschouwd. Het koppel trouwt.  Een jaar na de geboorte van Eirik wordt Marinda geboren.                                                                                                                                                                      Twaalf jaar later komt Kjell na een potje golven niet thuis. Imena geeft hem de volgende dag als vermist op bij de politie. Vijf dagen later wordt zijn lijk, hevig toegetakeld en tussen de rotsen aangespoeld, gevonden door twee hengelaars in de buurt van Kleinmond. De moordenaar heeft als  een waanzinnige met een mes op de Noor ingestoken.                                                                                  Zoals in alle moordzaken begint topspeurder Jim Porter bij de naaste familieleden. De echtgenote en de kinderen, die inmiddels elf en tien zijn, worden verhoord. Dat levert de politieman niets op. Imena heeft een alibi. Zij was met de kinderen thuis. Dan volgt een buurtonderzoek. Hieruit blijkt dat Jan en Alleman in het dorp op de hoogte is van een ‘geheime ’affaire van de plaatselijke bankdirecteur, Jacob Steenslag, een getrouwde vader van twee kinderen met de echtgenote van Kjell. Maar ook deze vijf en veertig jarige man heeft een sluitend alibi. De vrouw van Jacob, Maria, is niet op de hoogte van zijn ontrouw. Vanzelfsprekend is ze niet blij met het bezoek van de politie, en het daaruit bekend worden van de buiten echtelijke relatie van haar man. Ze komt er alras achter dat iedereen al jaren op de hoogte is, behalve zij, en laat de sloten van het huis veranderen, bezoekt een advocaat en  deze vraagt een echtscheiding voor haar aan.                                                                                                                                                               Jim Porter’s beroepsintuïtie voelt nattigheid.  Hij vraagt Maria naar het huispersoneel. Thembla  werkt twee dagen in de week als tuinman/klusjesman en Thandi als poetsvrouw. Jim ondervraagt eerst Thandi, dat levert niets op. Aangezien Thembla niet is komen opdagen die week, rijdt hij met zijn assistent Mpho naar het adres in Khayelitsha, wat hem door Maria is opgegeven. Ze verplaatsen zich discreet in een oude Polo en dragen geen uniform. Daar aangekomen klopt de sjofel geklede Mpho  zachtjes op de deur, bang dat hij anders uit zijn voegen valt. Jim stelt zich, nonchalant, langs een van de dicht op elkaar staande krotten op. Een tamelijk gezette vrouw doet open. Ze is de nicht van Thembla. ‘Hij is hier zelden,’ zegt ze. ‘Hij zal wel bij zijn vrienden zitten. Ik weet niet precies waar ze wonen, maar het moet in de buurt van mijn neef Sarel zijn.’ Ze geeft het vlakbij gelegen adres op. Sarel is ook niet thuis, zijn zoon verwijst hem naar  een sjebien (kroeg), een paar straten verder. Het is warm en Mpho drinkt er een biertje, kletst wat met de stamgasten. Een behoorlijk aangeschoten man, Masilo vertelt: ‘Thembla zit even verder met vrienden in een shack. Gisterenavond hebben ze hier feest gevierd, iedereen getrakteerd. We zijn allemaal dronken geworden,’ zegt de man trots. Jim en Mpho lopen (het is te smal voor de Polo)naar de bewuste plek. De krotten staan hier allemaal op elkaars lip. Overal liggen plastic zakken en vuilnis. De deur, gemaakt van verschillende planken, hangt op half zeven. Jim duwt het hevig krakende geval langzaam met zijn rechter arm open, terwijl de beide mannen elk aan één zijde er van staan. Ze gaan met getrokken pistolen de hut binnen, die maar uit één ruimte bestaat. Ze treffen er twee man en een onbeschrijfelijke rommel aan. Het ruikt er niet prettig.  De geuren van dagga vermengd met zweet, bedorven voedsel en urine voeren de boventoon. Sarel en Thembla zijn volledig verbouwereerd door het plotselinge bezoek. Ze zijn stoned en hebben mogelijk tic (goedkope drug, die de hersenen aantast) gebruikt. Voor dat ze het weten hebben de protesterende en vreselijk scheldende mannen plastic kabelbinders om hun polsen. Jim blijft de mannen onder schot houden en vraagt via zijn gsm om bijstand. Mpho doorzoekt de hut en vindt een enveloppe met twaalfduizend rand verstopt onder de onderkant van een haveloze stoelzitting. Verder ontdekt hij een voorraadje dagga en tic in een kapotte bloempot  en enkele flessen Jack Daniels onder een half doorgezakt houten bed.  Na een half uurtje worden ze door een boevenwagen opgehaald en meteen, elk apart, in een verhoorkamer op het politiebureau gebracht. Om middernacht geeft Thembla, in ruil voor strafvermindering, Sarel  de schuld van het ombrengen van Kjell Gunnar voor de lieve som van 17.000 rand(+/- 1.700euro) in opdracht van Jacob Steenslag en Imena  Naudé. Zij worden in hechtenis genomen.                                                                Nadat het lichaam van Kjell is vrijgegeven wordt het naar Noorwegen overgevlogen, en onder grote belangstelling begraven.                                                                                                                                        Ook de zoon van Kjell, Halvard en zijn vrouw Flora zijn hierbij aanwezig. Zij zien hun (schoon) vader na meer dan twaalf jaar, overleden terug.                                                                                                             De vader van de twee kinderen  is dood en de moeder wordt voor vijftien jaar in de gevangenis opgesloten.                                                                                    
Halvard en Flora en hun twee dochters nemen Eirik en Marinda  liefdevol in hun gezin op.     
   

Sunday, February 17, 2013


 39 Ontwikkelingshulp 826
Je staat er verstelt van hoeveel particuliere mensen, door middel van ngo’s, zich inzetten voor onze minder gefortuneerde medewereldburgers. Het gaat bijna altijd goed en het geld wordt vast minder verkwist dan door regeringen uitgegeven aan ontwikkelingshulp, waarvan het toch vaak opgaat aan hoge salarissen, dure adviesbureaus, corruptie, en prijzige vierwiel drives. In Kathmandu stikt het van de  ngo’s en allerlei wereldse officiële instellingen.                                                                                  Jacqueline bedrijft een winkeltje in één van de vele straatjes van Thamel in Kathmandu. Ze heeft het winkeltje gehuurd van een oude ziekelijke man, die er zelf niet meer toe in staat is de nering behoorlijk te runnen. Ze heeft hem twee jaar geleden geholpen, toen hij op straat in elkaar is gezakt. Niemand bekommerde zich om de man. Ze heeft hem te drinken gegeven uit haar waterfles, hem overeind geholpen, hij woog niet veel meer, en hem ondersteunend naar zijn winkel gebracht. In het  kamertje achter de shop op zijn bed geholpen. De door haar ontboden arts doet een hele check up; hij luistert o.a. aan zijn borst, klopt op zijn rug en neemt de bloeddruk op. Zijn diagnose luidt; ‘oud en versleten, plus een zwak hart en de piepende longen vertellen mij, dat ze zwart zijn van het roken van smerige troep.’                                                                                                                                                    Met het recept dat de dokter haar geeft haalt ze de voorgeschreven medicijnen in de naburige apotheek. Een zak vol. Ze bezoekt hem bijna elke dag en er groeit een band tussen de twee. Het is dan dat ze besluiten dat Jaqueline het winkeltje zal voortzetten en de oude man kan rusten en in het ochtend zonnetje op het plein zitten. Hij moet beloven dat hij het roken zal laten. De mens is zondig, zo ook Mahendra. Uit het zicht van de winkel steekt hij soms een saffie op, maar dat mindert sneller naarmate de hoest op sommige momenten niet wil ophouden en de vieze rochels niet meer zo spontaan zijn luchtpijp willen verlaten.                                                                                                               Ze verkoopt kunstig versierde houten raamkozijntjes in dusdanige maten dat de toeristen ze in een koffer kunnen meenemen. Ze zijn voor een prikkie door eenvoudige kunstenaars in plattelandateliers gemaakt. Verder verkoopt ze de onvermijdelijke Tijgerbalsem, en puur Tibetaanse kruidenmedicijnen in de vorm van geurstokjes die je moet aansteken. De wierook is goed voor stress, geeft spankracht of geeft je een nachtrust met prettige dromen. Verder staan er in de winkel o.a. een collectie Boeddha’s en klankschalen.                                                                                              Jaqueline, vijf en veertig jaar oud verloor haar man en dochter vier jaar geleden in een auto ongeluk. Een vrachtwagenchauffeur met te veel alcohol in het bloed ramde hun Volkwagen Polo.                                   Ze is nu drie jaar in Nepal en vertegenwoordigt er Nepal Child Life, een ngo uit Londen. NCL  heeft kort geleden een flink bedrag aan geld gekregen van een particuliere sponsor, die daarmee een school wil bouwen. Jacqueline heeft via een connectie van een internationale organisatie een dorp gevonden, wat een stief half uurtje rijden buiten Kathmandu ligt en dringend behoefte heeft aan een nieuwe lagere school. De oude staat op instorten, heeft geen dak of ramen. Ze overlegt met het comité dorpsoudsten en zij stellen grond van de dorpsgemeenschap  beschikbaar om de school op te bouwen. Intussen heeft ze ook Kancha Tamang leren kennen. Een zeer charmante Nepalees, die goed Engels spreekt. Hij is chauffeur /gids voor een reisorganisatie. Een paar keer per week verdrijft Kancha haar eenzaamheid en het nog steeds aanwezige verdriet. NCL stort al geld op haar rekening voor de eerste onkosten. Dan moet Jaqueline dringend terug naar Engeland. Haar vader is ernstig ziek. Een paar weken en een begrafenis later keert ze terug naar Kathmandu.  Jacquline heeft haar geliefde een volmacht op de rekening gegeven, hij was zo oprecht geïnteresseerd in het werk van NCL. Kancha heeft van het geld uit Engeland een Tata vierwiel drive gekocht en rijdt daar fier met vrouw en drie kinderen mee rond. Jacqueline stort in en komt haar winkel nog maar sporadisch uit.                                                                                                                         Twee leden van Stichting Nepal zijn op dat moment in Kathmandu en worden door haar vertegenwoordiger Aruna Rana, die door het Engelse NCL om hulp verzocht is, op de hoogte van de situatie gebracht. Ze vergaderen met leraren en schoolcomité, tien man sterk, hoe het nu verder moet.  Aruna vertaalt niet alle eindeloze discussies, maar de beleefdheid eist dat een ieder zijn zegje doet. Ze besluiten de politie in te schakelen om de auto in handen te krijgen en te kunnen verkopen. Verder wordt het project door SN en dan vooral Aruna Rana in samenwerking met NCL voortgezet. Er is uiteindelijk een pracht school gebouwd.
De oude Mahendra schuifelt wat rond en slaapt veel, maar is nog niet van plan de pijp aan Maarten te geven. Jaqueline heeft haar één persoonsmatras in het kamertje bij de, alleen god weet hoe oude man gelegd. De woning bevat verder alleen nog een piepklein keukentje met toilet. Ze is depressief en slaapt slecht. Samen slikken ze iedere morgen en avond trouw hun pillen.  
        

Tuesday, February 5, 2013


37 De achtervolging 877

Het is zomer 1960. Peters’ vader Hans heeft een nieuwe auto gekocht, een Fiat 124 Sport Spider.  Die zondagmorgen is het mooi weer en ze karren, met het dak open, een toertje in de buurt, ook al om de wagen in te rijden.  Net voor ze de Elswoutslaan opdraaien worden ze ingehaald door een Austin Healey bn7.  Op de hoogte van het buiten Elswout worden ze aangehouden door een agent. ‘Ik confisqueer deze auto, ‘ zegt de man beslist.  ‘Volg die racepiraat die daar in de verte rijdt.’ Er is geen ruimte voor een derde persoon, dus neemt de wetsdienaar plaats op de kofferbak met zijn benen tussen ons in. Hans trekt zijn leren rallyhandschoenen zonder vingerstukken aan en laat de motor brullen terwijl hij plankgas geeft. De agent kan zich nog net met elke hand aan de bovenkant van de twee kuipstoelen vasthouden.                                                                                                                In de eerste bocht schiet er nog aardig wat ruimte over tussen de auto en de statige voorbij flitsend bomen aan weerzijde van de één richtingsweg. In de tweede bocht ziet Peter de daar staande boerenhuisjes langs de straatkant akelig dicht op zich afkomen.  Maar in een mooie drift en jankende banden komen ze veilig de bocht door. Hun prooi is even uit het zicht verdwenen. Ze krijgen de Austin weer in het vizier als deze links het Brouwerskolkje opdraait. Ze razen langs het met Treurwilgen omzoomde water de weg omhoog. Bij de Zeeweg ( altijd al een bekende baan voor straatraces)heeft de wagen voor hen even op wat fietsers moeten wachten zodat de achtervolgers de afstand kunnen verkleinen. Dan gaat het weer met plank gas links af de zeeweg op. Hans grijnst vrolijk. Deze mooie rijkelijk met scherpe bochten voorziene weg door het zacht glooiende duingebied is uiterst geschikt om eens lekker te scheuren, en dat nog wel met toestemming van de politie. Terwijl de zeewind door hun haren blaast gillen de banden van louter opwinding in elke scherpe bocht. De wegligging van de Fiat is iets minder, de wagen heeft absoluut de hele breedte van de weg nodig, dan die van de Austin Healey, maar dat wordt gecompenseerd door de kennelijk betere rijvaardigheid van Hans. Vlak achter elkaar jagen de auto’s over het asfalt, dan de een wat sneller, dan de ander. Vlakvoor het Bloemendaalse strand remt de metallic blauwe sportwagen, voorzien van prachtige spakenwielen, voor een overstekende haas en komt half dwars over de weg te staan.  De neus van de wagen belandt in de zanderige berm. Hans remt eerst pompend op zijn rempedaal, dan lost hij deze, gooit zijn stuur om en trekt aan de handrem. Door deze gewaagde manoever komt de Fiat vlak achter de Healey ook half dwars over de weg tot stilstand en blokkeert hij de andere wagen om te kunnen wegrijden. De arme agent wordt door middel van de middelpuntvliedende kracht van de kofferbak op het duinzand geslingerd. Gelukkig is de Zeeweg een één richtingsbaan en het verkeer was trouwens toen in die tijd heel wat minder intens dan nu.  De chauffeurs parkeren de wagens rustig langs de weg. Dan haasten Hans en Peter zich naar de agent, die er gelukkig zonder kleerscheuren van af is gekomen. Alleen zijn maag gaat lelijk over de kop en de wetsdienaar moet zijn hele ontbijt aan moeder  natuur lossen.                                                                                                    De jonge chauffeur Willem, van de Austin Healey rijdt met de auto van zijn vader, die een rallymaat van Hans uit het naburige Bloemendaal is.  ‘Als ik jou was Willem zou ik nu rustig wegrijden en direct naar huis toegaan. Ik regel dit wel met die agent.’ Deze zit een beetje groggy na te trillen in het zand en verkeert in een schijnbaar lichte shock. Hij ziet de blauwe wagen achteruit rijden en dan zich rustig van de plek verwijderen. De goesting om snelheidsduivels te vangen is over en langzaam komt de agent weer een beetje bij zijn positieven. Hans wil de man nog een lift naar het politiebureau van Overveen geven, maar deze weigert. ‘ Ik neem de bus wel vanaf het Bloemendaalse strand.’                Terwijl de agent het zand met zijn handen van zijn uniform afborstelt, vraagt hij, ‘ kende je die jongen.’ ‘Nou eigenlijk niet,’ zegt Hans aarzelend, wetend dat niet de waarheid spreken in de nabijheid van je zoon niet erg opvoedkundig is. Dus neemt hij het initiatief over en vraagt, ‘Weet u het nummer van zijn nummerplaat niet?’ ‘ Ik moest mij met twee handen vasthouden, ik kon het dus niet noteren en mijn hoofd tolt nog van de val, we zullen maar zeggen dat hij ontsnapt is,’ zucht de agent .     
Hans is nu tachtig jaar en woont in een bejaardenhuis. Zoon Peter heeft een nieuwe Porsche Carrera Cabriolet gekocht en het is mooi weer. ‘Zullen we in Zandvoort een ijsje bij Giraudi gaan eten?’                 Ze rijden over de Zeeweg waar een strikt snelheidsverbod geldt.  Even is er weinig verkeer en Peter drukt het gaspedaal in en de wagen met zijn sportvering schiet vooruit en vliegt door een heerlijk scherpe bocht.                                                                                                                                                                         Later genieten ze op een bankje, voor de door de bekende architect Cees Dam getekende ijssalon, van hun consumptie. Peter kan zich niet meer inhouden. ‘En wat vind je van mijn nieuwe wagen?’              ‘Een hobbelige krappe rotkar is het!’